De Oud Rotterdammer Week 18 - page 17

Bonnen voor bieten, suikerbieten die in de
gehaktmolen met de hand gemalen werden,
nadat ze in blokjes gesneden waren. Ik ruik nu
nog de bietenpulp. Om het te binden werd er wat
droog kruim doorgekneed en bij de kruidenier op
de hoek moest ik ‘akzijns’ halen. Essence, een
smaakmaker zoals vanille, om het geheel nog
enige smaak te geven. Als kinderen mochten we
de smaak uitkiezen. De pulp werd tot een soort
platte tartaartjes geplet en dan gebakken. Méér
was er in een bepaalde periode niet te eten, soms
weken lang niet.
Eens konden we een hele week niets eten, want
mijn moeder had de bietenbonnen zo goed weg-
gestopt, dat ze ze niet meer kon vinden. Na de
oorlog kwamen ze uit een la tevoorschijn, weg-
gestopt in een luciferdoosje. Die week bleven we
de hele dag in bed, want er waren geen hout of
kolen meer. En juist in de hongerwinter vroor het
dat het kraakte. Mijn moeder had wel bloembol-
len weten te bemachtigen. Wisten wij veel dat je
alleen tulpenbollen kon eten. De zwarthandelaar
had ons hyacinten- of narcissenbollen verkocht.
Die waren giftig. Het gezin is zo ontzettend ziek
geworden, we zijn op sterven na dood geweest.
Gaarkeuken
Hoe koud het was, weet ik nog. Als negenjarig
jongetje ging ik met een pannetje, ‘s morgens in
het donker, al vroeg naar de gaarkeuken om voor
het hele gezin eten te halen. Daar was af en toe
voedsel. Je moest vooraan in de rij staan, want het
was snel op. Mijn zus en ik mochten heel af en
toe ergens soep komen eten, waarin zelfs kleine
stukjes vlees dreven, verstrekt door een liefdadige
kerkinstelling.
Thuis had mijn moeder ook nog een baby, het
derde kind. Ze werd op tafel verschoond met
als verlichting een jampotje, deels gevuld met
water waarop een laagje olie dreef met daarin
een drijfpit. De kaarsen waren al lang op. Als je
een baby had, kon je via een doktersrecept wat
extra voedsel krijgen. Op de dag dat die artsen die
briefjes verstrekten, ging ik voor mijn babyzusje
in een lange rij staan. Uiteindelijk kreeg ik zo’n
briefje. Mijn moeder stuurde mij terug om weer
in de rij te staan. Helaas kwam ik bij dezelfde arts
uit. Er zaten er twee en hij herinnerde zich onze
naam. Het feest ging niet door.
Toen de Canadezen binnen trokken, strooiden
ze vanaf hun tanks en pantservoertuigen chocola
en sigaretten in de menigte. Het lukte me alleen
een sigaret te pakken te krijgen. Mijn vader riep
oom Teun erbij. Dat was geen echte oom, maar
een familie van wie het huis weggebombardeerd
was. De Volkhuisvesting had deze familie bij ons
in huis gezet. Dat was verplicht. Wij woonden
op de Oudedijk in Kralingen en hadden een extra
verdieping. Zijn vrouw was tante Mathilde, een
Duitse van geboorte. Omdat ze Duits sprak,
werkte ze in Het Hof van Jericho, een door de
Duitsers veel bezocht café. Daar was ze kookster
en kon zo af en toe iets achterover drukken.
Gelukzalig
Oom Teun en mijn vader sneden een sigaret met
een scheermes exact door midden en ik zie nog
hoe ze gelukzalig hun helft oprookten. Om er
tot het laatste draadje van te profiteren, klemden
ze het tipje tussen een haarspeld en zogen tot ze
hun lippen brandden. Er werden ook boven het
Kralingse Bos voedselpakketten afgeworpen. De
vliegtuigen kwamen in drommen over. We renden
naar het bos en probeerden iets te bemachtigen.
Het stikte er van de bewakers, die erop moesten
toezien dat alles in de verdeelcentra kwam. Alleen
oom Teun had een zak bemachtigd. Ik denk dat
de bevrijders niet begrepen dat de bevolking in
Rotterdam écht honger had. Velen zijn eraan ge-
storven. Er zaten wat blikken met mosterd en met
peper in. Later kwamen de Rode Kruis auto’s met
kaakjes en wittebrood. Hoe dat smaakte is niet te
beschrijven. Licht, luchtig, hemels. Vreemd, hoe
je hersens die smaak na 70 jaar nog onthouden.
Ik kijk er niemand op aan. Dingen gebeuren zoals
ze zijn, shit happens zegt men tegenwoordig. Het
enige wat me dwars zit is dat de herinnering niet
weg gaat. Dat kan ook niet, want anders was het
geen herinnering. Die wordt ook geactiveerd als
ik bijvoorbeeld op TV een weldoorvoede meneer,
opgewonden als een kind , hoor schreeuwen van
actie, actie! Hij wil niet een paar euro inleveren
nu het iets slechter gaat. Misschien moet hij
ook eerst ontberen voordat je hem weer blij kan
maken. Je moet het ervaren om te weten wat het
werkelijk was. Het is de huidige generatie niet
kwalijk te nemen dat ze dat niet weten. Ze hebben
het nooit meegemaakt. Ze leven in het heden en
zo moet het zijn. Als oorlogskind moet je met
het verleden in het reine komen en moeten we
de jeugd niet aan de kop zeuren. Wij, oorlogs-
kinderen, zijn niet zielig. We hebben het alleen
meegemaakt.
Rudolf Kwisthout, Capelle a/d IJssel
‘Wij, oorlogskinderen, zijn niet zielig’
Wat ik me herinner over de hongerwinter? Vooral kwaadheid, kwaadheid over dat
wat van je jeugd ontnomen is. En kwaadheid over het feit dat je die ervaringen
niet kan wegstoppen, niet kunt vergeten. Je wilt er liever niet meer aan herinnerd
worden, maar af en toe komt het weer bovendrijven en moet je moeite doen het
weer te laten rusten.
De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Dinsdag 29 april 2014
pagina 17
Kinderen hadden het moeilijk in de hongerwinter, foto
De Rotterdam Branch is een afdeling van de WSS, een in Engeland gevestigde, wereldwijd actieve vereniging van maritiem geïnteresseerden die zich, op welke manier dan ook, betrokken voelen bij haven en scheepvaart.
De Branch is met 300 leden de grootste ter wereld en stelt zich ten doel haar leden regelmatig bij elkaar te brengen, te stimuleren in hun gemeenschappelijke belangstelling en kennis van hun interessegebied te vergroten.
De ARM-15, DE VROUW JANNETJE, is gelukkig
niet op zee gebleven, maar het welkom thuis voor de
bemanning ging niet van een leien dakje en was zeker
niet vreugdevol. De viskotter werd gespot op de Nieuwe
Waterweg en dat wekt nieuwsgierigheid op, omdat zulke
schepen daar niet vaak te zien zijn. Vijf uur later lag ze
bij Padmos in de Binnenhaven van Stellendam, waar
ze via de Oude Maas, Dordtse Kil, Hollands Diep en
Haringvliet heen was gegaan. Dat is een eind omvaren en
nog vreemder was dat ze daarvóór in de Buitenhaven van
Stellendam had gelegen. Tussen die twee havens ligt de
Goereese Sluis van 144 bij 16 meter en dat zou toch groot
genoeg moeten zijn voor deze ‘dwaalgast’ van 45 bij 9.
Na enig speurwerk bleek dat het schip dieper stak dan
men dacht en was vastgelopen in de sluiskolk. Met ach-
teruitslaan kwam de ARM-15 los en er weer uit. Al met
al lag men acht uur later dan gepland bij de reparatiewerf
voor de kant.
Het schip is van 1988 en met 26 jaar ziet DE VROUW
JANNETJE er nog goed uit. Ze is zelfs al ingericht voor
pulsvisserij, wat hier tot voor kort nog verboden was. De
M op de boeg is van eigenaar Meulmeester uit Arnemui-
den. De J met A in de schoorsteen zijn de voorletters van
de twee zoons.
Door Cees de Keijzer en fotograaf Anton de Krieger van
Viskotter met diepgang
´Als de klok van Arnemuiden, Welkom thuis voor ons zal luiden, Wordt de vreugde soms vermengd met droefenis, Als een schip op zee
gebleven is.´ Zo luidt het refrein van het lied dat, rijkelijk gelardeerd met klokgelui en gezongen door Max van Praag, in 1949 een grote
hit werd. Eind jaren zeventig kreeg het opnieuw bekendheid door De Havenzangers. Inmiddels 65 jaar later wordt nog vaak de kerkklok
van de toren van Arnemuiden bezongen. Shantykoren hebben het in hun repertoire en zingen
het lied met veel elan.
World Ship Society
Rotterdam Branch
S
C
H
I
P
H
A
V
E
N
1...,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16 18,19,20,21,22,23,24,25,26,27,...28
Powered by FlippingBook