De Oud Rotterdammer Week 20 - page 1

‘s Morgens bleven we lang in
bed; de warmste plek. Jantje
van twee jaar lag naast me. In
de aangrenzende woonkamer
hoorden we moeder bezig met
de dagelijkse beslommerin-
gen. Jantje vroeg om brood,
dat er niet was. Er was niets
te eten. Hij bleef het vragen,
niet huilend, niet dreinend, al-
leen maar steeds op dezelfde
toon, “moeder brood”. Op een
ochtend telde ik vierenveertig
keer.
Op dat moment besloot ik nogmaals
over de streng bewaakte Barendrecht-
se Brug te gaan, op zoek naar eten in
de Hoekse Waard. Deze brug lag zo’n
20 kilometer van ons huis. Het was
moeilijk en gevaarlijk om er overheen
te komen. Door de geïsoleerde ligging
was er op de Zuid-Hollandse eilanden,
aan de andere kant van de brug, nog
wel wat eten te vinden. Op mijn eerste
tocht kleedde moeder mij zo warm
mogelijk, zette de ontbrekende knopen
aan mijn jas en vader spijkerde stuk-
ken fietsband onder mijn schoenen,
zodat ze wat sterker zouden zijn. Die
spijkers kwamen er soms doorheen en
dan bloedde het. Het lopen deed veel
pijn, maar die tocht had ik overleefd.
Moeder bracht er nu niet veel tegen
in. “Wees voorzichtig”, zei ze. Mijn
ouders sliepen niet veel, als een van
hun kinderen ‘s nachts niet thuis was.
Maar ze hadden er wel vertrouwen in
dat het allemaal goed zou komen.
Geweld
Aangekomen bij de brug stond daar,
zoals gewoonlijk, weer een rij. Er
was ook een meisje van een jaar of
twaalf met een broertje van twee jaar.
Het kind huppelde over de brug. Een
Duitse soldaat riep in het Duits dat
het terug moest komen. Het kind dat
dit niet verstond, huppelde verder. De
soldaat riep het nogmaals zeer luid:
“Terug!” Het kind reageerde nog niet,
toen liep de Duitser naar hem toe en
sloeg het kind met de kolf van zijn
geweer uit alle macht een gat in het
hoofd.
Het huilende zusje ging het broertje
halen, tilde het op en legde het in het
wagentje, dat zij bij zich had. De om-
standers in de rij waren verlamd, kon-
den niets doen. Een paar dagen later,
aan de andere kant van de brug, kwam
ik het meisje weer tegen. Het broertje
was aan de verwonding gestorven en
lag nog in het wagentje. We wisten
niet wat te doen. We waren te jong
en niet opgewassen tegen deze, onze
gevoelens afstompende, verschrik-
kingen. We gingen maar weer verder,
ieder zijn weg. ‘s Avonds werd ik
door een boerenvrouw binnen gehaald
en verwend met een bad, warm eten
en een schoon bed. Dat zoiets nog
bestond, warm water en lakens. In de
stad was alles al omgeruild voor eten
of na vijf jaar oorlog versleten. De
volgende ochtend ben ik daar vroeg
weggeslopen zonder die lieve vrouw
te bedanken; uit schaamte, ik had in
bed geplast.
Schoolpleintje
Toen later op de dag de zon wat war-
mer werd, ben ik aan de kant van de
weg gaan zitten. Eerst had ik er geen
erg in dat ik tegenover een school-
pleintje zat. Op een gegeven moment
ging er een deur open en een horde
joelende, spelende en elkaar duwende
kinderen kwam naar buiten. Een
volkomen normaal tafereel was voor
mij zo ongewoon, zo onbereikbaar.
Het was, geloof ik, de eerste keer dat
ik huilde om mijn situatie. Daar heb
ik ook recht op, dacht ik, daar heeft
iedereen recht op, onbezorgd zijn, een
plek waar je thuis bent, waar je erbij
hoort, waar het veilig is. Dit moment
in het bijzonder en deze gedachten
zijn mij mijn hele leven bijgebleven.
Onrustig
Die avond vond ik een plek in een
hooischuur om te slapen. Heerlijk
warm. De volgende morgen werd ik
gevonden door de boer, die hooi voor
de paarden kwam halen. Hij nam mij
mee naar binnen en gaf mij te eten.
Weer buiten schrok ik enorm van
de paarden, die zo groot en onrustig
waren. Misschien door mijn aanwezig-
heid. Ze stampten en briesten. Hun
drinkwaterplaats was dicht gevroren.
Angstig voor die grote trappelende
beesten liep ik achteruit, zag de
dichtgevroren drinkplaats niet en viel
erin, door het ijs heen. De poel was
niet diep, ik kon eruit klimmen. De
boerenman wist er ook niet veel raad
mee. Zo nat als ik was, ging ik maar
weer op pad. De kleren bevroren aan
mijn lijf. Soms verbaas ik mij erover
dat ik alles overleefd heb.
Nein
Later die dag ging de zon schijnen
en droogde alles op. Bij een groot,
alleenstaand, huis vroeg ik om eten.
Hier waren, zoals bijna overal in
grotere huizen, Duitsers ingekwar-
tierd. De deur ging open en een man
riep bars “Nein” en de deur werd
gesloten. Na enige tijd naar de dichte
deur te hebben gestaard, dacht ik: ‘Dit
is niet eerlijk, zij hebben wel eten.’ Ik
probeerde het opnieuw, met hetzelfde
resultaat. Bij de derde poging werd
de deur verder geopend en kwam de
soldaat naar buiten met een handgra-
naat in zijn hand, die hij naar mij leek
te willen gooien. Ik rende voor mijn
leven en bleef rennen tot ik geen adem
meer had.
Ik was al enige weken onderweg en
verlangde naar thuis. Dichter bij de
stad komend, hing er iets vreemds
in de lucht. De zon scheen en…en
..het leek of ik vlaggen zag. Geen
Duitse vlaggen, deze waren rood,
wit en blauw. Ze wapperden op de
ruïnes en de niet kapotgeschoten
gebouwen. Zou dat kunnen? Zou het
vrede zijn? Natuurlijk had ik thuis
over die mogelijkheid horen spreken.
Een deel van het land, wist ik, was al
bevrijd. Hoopvol doorlopend moest
ik het wel gaan geloven. De vlaggen
bleven wapperen. Thuisgekomen had
mijn vader zojuist de radio uit zijn
verborgen hoekje gehaald. Tijdens de
oorlog was een radio verboden. Het
apparaat, werkend op batterijen, werd
ingeschakeld, en geloof het of niet, het
allereerste woord dat we hoorden was:
“hosanna.”
Margaretha Koekebakker
Rua Jose David 580
Rebalvia, Beco’
2240-232 Ferreira do Zezere
Portugal
Een hongertocht met een happy end
De Oud
Dinsdag 13 mei 2014 . Jaargang 10, nr. 10
Deze week o.a.:
Oorlog in Bra-
bants Dorp
Pag. 3
Clubhuis Te-
diro oorlogs-
monument
Pag. 9
Het Grote Ja-
ren 60-boek
Pag. 13
Wiskie of
whisky
Pag. 17
Overal waar het maar kon,werd naar voedsel gezocht
Oplage: 122.000 ex.
KOZIJNEN
ZONWERING
TERRASOVERKAPPINGEN
DAKKAPELLEN
GEVELBEKLEDING
t
078-6170070
Zie ook op pagi
BANG & OLUFSEN
Back in Rotterdam
Zie pagina 18
facebook.com/deoud.rotterdammer.9
De Oud
1 2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,...28
Powered by FlippingBook