De Utrechter Week 8 - page 9

De ouders van mijn moeder woonden
eerst op een fort in Vreeswijk, waar
mijn opa fortbeheerder was. Na zijn
pensionering ging hij van Drees trek-
ken en verhuisden ze van het fort naar
een woning in de Bollenhofsestraat
in Utrecht. Deze straat was vlakbij de
toen altijd stinkende en vervuilende
gasfabriek. Deze fabriek, waar uit
steenkool stadsgas werd gemaakt,
voorzag de hele wijk Wittevrouwen
van gas, maar ook van lawaai, rook
en een grauwe grijze stofsluier. Eind
jaren vijftig is deze fabriek afgebroken
en na reiniging van de grond is nu op
die plaats het mooie Griftpark.
Twee keer per week ging ik bij mijn
moeder achter op de fiets op bezoek
bij mijn opa en oma en vond er de
waswisseling plaats. Zolang ik me kan
herinneren deed mijn moeder de was
voor haar ouders. Zittend achterop de
fiets lag er tussen mij en mijn moeders
rug een grote witte kussensloop met
was. Op de heenweg schoon en op de
terugweg vuil. Toen was er al sprake
van mantelzorg. Let wel het wassen
ging nog met de hand, wasmachines
bestonden nog niet.
Teddy
Mijn opa en oma woonden op de be-
nedenverdieping en mijn oom en tante,
met hun twee kleine kinderen, op de
bovenverdieping. Zij woonden in, van-
wege de destijds ernstige woningnood.
Tevens hielden zij een oogje in het
zeil, zodat de oude mensen zelfstandig
konden blijven wonen. Beneden was
alles gelijkvloers; handig, want met
name oma was moeilijk ter been. Hier
was een kamer en suite met schuifdeu-
ren. Achter die deuren, met de mooi
gekleurde glas in lood ramen, sliepen
ze. Verder waren er een toilet en een
kleine keuken, waar ook de duif van
opa in een hokje zat. Die duif was zijn
lieveling; het was net of die twee met
elkaar konden praten. Dan was er ook
nog het kleine, zwartbruine ruigharige
hondje Teddy. Dat hondje was al erg
oud en toen die dood ging begroef
mijn oom het beestje onder de tegels
van het plaatsje achter het huis.
Dat plaatsje was zo klein dat wij er
amper konden spelen, dus speelden we
op straat. Als we naar buiten gingen,
werd een touwtje uit de brievenbus
gehangen; als we naar binnen wilden,
hoefden we daar alleen maar aan te
trekken en ging de deur open.
Als buitenkind, we woonden thuis
midden in de polder, vond ik het
geweldig op straat te spelen. Hier
speelde ik spelletjes die thuis niet mo-
gelijk waren, omdat daar geen stoep-
randen waren om met een bal te raken
of straatnaambordjes om tegenaan te
gooien om daarna hard weg te lopen.
Soms slenterde ik met een groepje kin-
deren doelloos door de diverse straten.
Dat mocht, als we maar niet de drukke
Blauwkapelseweg en de Biltstraat
op gingen. Ook door de Poortstraat
liep ik langs de winkeltjes. Jaren later
kreeg ik in die straat een vriendinnetje.
Zover ik me kan herinneren woonde
Hanneke achter in het winkelpand van
een kantoorboekhandel.
Beetje doof
Mijn opa was een aardige man, maar
een beetje doof. Hiervoor had hij een
duidelijk zichtbaar gehoorapparaat.
Een grote knop in zijn oor met een
draad naar een kastje in de binnenzak
van zijn vestje. In datzelfde vestje
zat ook zijn zakhorloge, een ‘knol’
waarop hij keek hoe laat het was. Als
jochie moest ik soms voor een paar
dubbeltjes een pakje Hunter sigaret-
ten halen. Als dank kreeg ik een King
pepermunt uit de rol die hij altijd in
zijn broekzak had.
Mijn oma, een volle nicht van de
schrijver/kunstenaar Jan Wolkers, was
vrij gezet en kon daardoor moeilijk lo-
pen; ze schuifelde van stoel naar stoel
om zich te verplaatsen. Ze had geen
tanden, maar ook geen gebit. Mijn
moeder moest haar eten altijd heel fijn
maken, waarna ze het al smakkend
smakelijk naar binnen schoof.
Beide, in mijn kinderogen, heel oude
mensen waren vrijwel altijd in het
zwart gekleed met dito zwarte hoeden.
Streekbus
In het begin kwamen opa en oma nog
wel bij ons op visite. Met de blauwe
stadsbus naar het station en daarna met
de grijsblauwe streekbus van de Twee
Provinciën naar ons. Een Regiotaxi
bestond nog niet en een gewone taxi
was veel te duur. Als ze er waren, was
het voor de kinderen een feest, want
er kwam altijd wel een cadeautje uit
de zwarte handtas van oma. Die tas
droeg ze altijd bij zich met erin de fles
eau de cologne van 4711 en een grote
witte zakdoek. Uit die tas kwam voor
mij ook eens een geweldig verjaar-
dagscadeau. Een mooie ballpoint
in een doosje met rood fluweel. Op
school schreef ik nog met potlood en
kroontjespen en inkt uit de inktpot.
Het is niet meer voor te stellen, maar
die ballpoint was voor mij een wereld-
cadeau. Hij was beige met glimmende
onderdelen. Ik begon direct ‘netjes’ te
schrijven, hele vellen schreef ik vol
in mijn lijntjesschrift. Groot was mijn
verbazing, maar ook verdriet, toen
de pen ermee ophield. Ik had er geen
rekening mee gehouden dat zo’n pen
ook wel eens leeg zou kunnen gaan.
De lege pen heb ik lang bewaard, aan
vullingen dacht ik niet; ze bestonden
niet of waren veel te duur.
Op een avond werden we gebeld. We
moesten direct allemaal komen, want
er was iets ernstigs met opa gebeurd.
Zelfs mijn oom uit Emmeloord was al
gekomen. Toen we binnen kwamen,
lag opa stilletjes op een bed achter de
schuifdeuren. Zachtjes werd er gefluis-
terd dat hij een beroerte had gehad,
wat de grote mensen daarmee bedoel-
den wist ik niet, maar het klonk heel
ernstig. Die nacht bleven we allemaal
slapen. De kinderen sliepen onder
wollen dekens in de grote fauteuils.
Toen ik de volgende morgen wakker
werd, was opa dood. Ik merkte dat
iedereen erg verdrietig was, maar wat
er allemaal gebeurde, begreep ik niet.
Opa was de eerste dode die ik bewust
meemaakte. Mannen met zwarte pak-
ken en hoge zwarte hoeden brachten
een kist binnen. De schuifdeuren en
de gordijnen gingen dicht en toen
die weer open gingen, lag opa in zijn
zwarte pak met een heel wit gezicht in
die kist. Zijn gehoorapparaat had hij
niet meer in en zijn horloge zat ook
niet meer in het vestzakje. Er was een
kerkdienst in de Nieuwe Kerk in de
Bollenhofsestraat. Daarna reden we
langzaam in grote zwarte auto’s naar
de begraafplaats aan de Opaalweg,
waar opa werd begraven.
Oma moet verhuizen
Na het overlijden van opa kon oma
niet meer alleen thuis blijven wonen
en ging ze naar een bejaardenhuis in
een groot wit herenhuis in de Wester-
straat, schuin tegenover het Domhotel.
Deze straat verdween door de komst
van Hoog Catharijne, waarna ze
verhuisde naar een soortgelijk huis
aan de Weerdsingel. Als we op bezoek
gingen, zat oma met nog enkele oude
mensen in een grote kamer, waar altijd
een speciale geur hing; een mengeling
van urine en eau de cologne.
Elk jaar, tijdens de feestdagen in
december, logeerde oma een aantal
weken bij ons en bij haar zoon in
Jutphaas. Mantelzorg in de ruimste
zin. Bij ons werd in de voorkamer
een bed gezet, want traplopen kon
oma niet. Die weken dat oma er was
hingen er altijd een aparte, niet echt
prettige sfeer en geur in huis. Pas later
realiseerde ik me waarom er in oma
haar kamer zo uitbundig met eau de
cologne werd gespoten. Na een aantal
weken bracht een buurman oma naar
haar zoon. Nadat ze een keer in de
auto van de buurman had geplast, was
voor mijn vader de maat vol. Boos
riep hij: “Het is afgelopen! Dat mens
zeikt alles onder.” Daarna kwam ze
niet meer bij ons, maar gingen wij op
bezoek in het bejaardenhuis.
Ouderenzorg
Mijn oma is een paar jaar na mijn opa
toch nog plotseling overleden. Terug-
kijkend hoe mijn opa en oma leefden
en werden verzorgd en de huidige
discussies over de ouderenzorg aan-
horend, denk ik dat er voor de oudere
mens heel veel ten goede is veranderd.
Natuurlijk zijn er altijd uitzonderin-
gen, maar laten we die in de juiste
verhoudingen zien en van de negatieve
uitzonderingen geen algemeen beeld
maken en zorgen dat de negatieve uit-
zonderingen uiteindelijk ook verbete-
ren. Een plascontract of incontinentie-
luier, wat als negatief wordt ervaren,
was voor mijn oma zowel thuis als in
het bejaardenhuis misschien een goede
oplossing geweest.
Hans van Eck
Boomstede 39
3608AB Maarssen
Herinneringen aan de Bollenhofsestraat
Na aanleiding van het artikel in de vorige De Oud-Utrechter ‘Zo
ging dat in de Poortstraat’ moest ik terugdenken aan de tijd dat
mijn opa en oma in de jaren 50/60 in de Bollenhofsestraat, een
zijstraat van de Poortstraat, woonden.
De Oud-Utrechter - Dé gratis krant voor de echte Utrechter
Dinsdag 21 februari 2017
pagina 9
Westerstraat met op de achtgrond het Domhotel.Schuin tegenover in een groot wit huis woonden mijn opa en oma
De gasfabriek was in werking tot 1959.Daarna kwam aardgas
Opa
Oma
1,2,3,4,5,6,7,8 10,11,12,13,14,15,16
Powered by FlippingBook