De Utrechter Week 36 - page 7

MUSEUM
VAN ZUILEN
MUSEUM
WIJK C
Op de foto in het kistje staan Piet Huussen - ‘Piet de
Wagenmaker’ - met zijn zoons Jan (links) en Piet jr.
(rechts) voor de wagenmakerij in de Koningstraat nr. 76. Het voorwerp is een koperen plaatje
met de tekst: “WAGENMAKERIJ J.L. HUUSSEN KONINGSTRAAT 76”, dat op nieuwe wagens
geschroefd werd.
De Oud-Utrechter - Dé gratis krant voor de echte Utrechter
Dinsdag 14 mei 2013
pagina 7
De zogenaamde ‘kijkkistjes’ vormden de basis van het Volksbuurtmuseum. Het is een kastje met een foto en
een voorwerp, dat dierbaar was voor de afgebeelde persoon. Later kregen sommige kistjes een geluidsfrag-
ment, zodat het een compleet verhaaltje werd, onder het motto:‘Wijk C-ers vertellen hún verhaal’. De bezoe-
kers waarderen ze nog steeds hogelijk.
Karren in soorten en maten
Leo Huussen,zoon van Piet de Wagenmaker bij een door zijn vader gemaakte bokkenwagen,rond 1940
Een broodbezorger van de Korenschoof naast een bakkerswagen van die firma, rond 1930
In 1915 vestigde de familie Huussen
zich in Wijk C, in de Oranjestraat 61
(de wagenmakerij was om de hoek in
de Koningstraat). Kort na de verhui-
zing overleed mevrouw Huussen, nog
geen 40 jaar oud, vader Huussen bleef
achter met vier zoons (zoon Piet staat
op de foto) en vier dochters.
In het begin van de vorige eeuw was
het wagenmakersvak een lucratief
beroep. Er reden honderden karren
rond in de stad. Vrijwel alle goederen
werden per kar vervoerd. Er waren
broodwagens, melkkarren, askarren,
kruidenierswagens, petroleumkarren,
viskarren, groente- en fruitkarren,
gasfitterswagens, bierwagens, enz. De
platte kar werd voor allerlei doelein-
den gebruikt: voor verhuizingen, door
vodden- en schillenboeren en door de
venters die er hun waren mee uitreden.
De meeste venters bezaten zelf geen
kar, omdat de aanschaf te duur was.
De karren werden gehuurd bij een
karrenverhuurder voor een dubbeltje
of vijftien cent per dag.
Wagenmakerswijk
Wijk C was natuurlijk een goede
plek voor een wagenmaker om zich
te vestigen. Er woonden veel venters
en in de buurt waren melkcentrales
en de grote broodfabriek de Koren-
schoof, die wel 180 broodwagens had
rondrijden. In 1925 waren er zeven
wagenmakers in de wijk. Sommige
wagenmakers verhuurden ook karren.
De smederijen in de wijk profiteerden
mee; zij maakten de assen, de vering
en de ijzeren banden voor om de kar-
renwielen.
Opsteken
De platte handwagens werden meestal
gewoon ‘op het zicht’ gemaakt. De
klant gaf de gewenste maten door en
de wagenmaker ging aan de slag, daar
kwam geen tekening aan te pas. Dat
lag anders bij het ‘in serie’ maken van
bijvoorbeeld broodwagens. Die wer-
den vanaf tekening gemaakt, de dek-
sels voor op de kar werden op speciale
mallen gebogen. Het maken van
de karrenwielen was een vak
apart, zoals Nico van der Lugt
(1926) heeft verteld in een in-
terview. Voor de naven werden
stukken iepenhout gekocht van
zo’n 30 cm dik, daarmee ging
hij met de handkar naar een
draaier aan de Grut-
tersdijk, die de naaf
op maat maakte. Terug
in de wagenmakerij
begon het zogenaamde
‘opsteken’: het in de naaf zetten
van de spaken. De spaken, ook
van iepenhout, moesten eerst
in model gesneden worden en
vervolgens in de voorgeboorde
gaten in de naaf gehamerd
worden, tenslotte ging de voor-
gebogen velg eromheen. Op de
vraag hoelang hij nu met zo’n
wiel bezig was, antwoordde
Van der Lugt: “Ik kon toen 24
spaken op een dag snijden. Enkel
spaken snijden. Dat was het model
eraan brengen. Maar je was toch
wel twee dagen druk. Echt dat je
hard moest werken. Als je de velgen
had, spaken en de naaf, met opsteken
erbij en spaken snijden, nou dan was
je toch wel twee dagen druk en dan
had je toch wel een halve dag nodig
als ze van de smid vandaan kwamen,
om ze bij te werken, en ronde kantjes
eraan en schoonmaken...”
Van wagenmakerij Huussen is bekend,
dat daar niet alleen handwagens
gemaakt werden. Mevrouw Okhuij-
sen-Broekman (1923) vertelt in een
interview dat haar vader ventte met
broodschieters. Maar wat is dan een
broodschieter, is de vraag: “Dat is een
lange paal met een brede plank eraan.
Dat stukje was dicht en dat schoven ze
dan in de oven en dan haalden ze zo
het brood eruit en dat was ‘brood-
schieten’. Ik weet niet of ze nu nog
gebruikt worden, maar die verkocht
hij. Die kocht hij bij de wagenmaker,
en dan was dat zo mooi, had ‘ie ze
allemaal verkocht, dan moest me moe-
der weer alles gaan betalen, want hij
had alles weer verzopen. En dan had
hij ze nog niet betaald aan Piet de Wa-
genmaker. Ja, die had een houtzagerij
en die maakte al die dingen. En die
maakte ook wagentjes, dat deed Piet
de Wagenmaker. Hij heette Huussen
eigenlijk, Piet Huussen.”
Verhaal
Tot aan de Tweede Wereldoorlog was
er een goede boterham te verdienen in
de wagenmakerij. Na de oorlog kwam
er snel de klad in. Grote bedrijven,
zoals de broodbakkerijen en de melk-
centrales, gingen over op andere vor-
men van vervoer en het ventersberoep
was ten dode opgeschreven. Zoon J.L.
Huussen - Jan de Wagenmaker - heeft
het bedrijf nog tot in de jaren zestig
voortgezet, maar toen moest ook dit
voor Wijk C zo typerende bedrijf zijn
deuren sluiten. En zo blijkt dat er
achter een simpel koperen plaatje een
heel verhaal schuil gaat.
Kijkkistje uit de collectie van het museum
1,2,3,4,5,6 8,9,10,11,12,13,14,15,16
Powered by FlippingBook