Page 9 - oud rotterdammer week 16

Basic HTML Version

De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Dinsdag 1 mei 2012
pagina 9
Vijf oorlogsdagen in een schuilkelder (2)
Ik gilde het uit en
raakte bewusteloos
“Boven zag ik dat de bezetters de ramen
van de stencilafdeling gebarricadeerd
hadden met zakjes zand, net als de
ingang van het gebouw. Buiten lagen
soldaten achter zandzakjes. Een van
hen beduidde mij weer naar binnen te
gaan en even later kwam een feldwebel
binnen, gewond aan zijn achterhoofd.
En direct na hem een soldaat met een
fikse wond aan zijn zitvlak. Zo goed en
kwaad als het ging, zijn ze verbonden.
De manschappen moesten alles in hun
ransel inleveren bij de luitenant. Doosjes
chocolade, zwart brood, witte zakjes met
toffees, stukjes worst en nog veel meer.
Daarna werd het weer verdeeld en vroeg
hij of wij er ook van wilden hebben.
Niet dus. Jopie werd door de soldaten
vertroeteld en volgestopt met chocolade.
Er waren aardige mensen bij, vooral die
gewonde feldwebel en een valscherm-
soldaat die vertelde dat hij broertjes en
zusjes had.”
Beschoten
“Alweer was het avond en buiten werd
nog steeds gevochten. De valschermsol-
daat werd erop uitgestuurd en diep in de
nacht met gejubel ontvangen vanwege
een grote witte zak, die hij meebracht
met brood, boter, smeerkaas, worst, cho-
colade en een zendapparaat. Hij vertelde
hevig te zijn beschoten. Zo werd het
zondag Eerste Pinksterdag en kwamen
ze mij halen voor instructie over de
brandspuit om te kunnen blussen. Ik zag
dat het oude gedeelte van dochteron-
derneming Eerste Rotterdamsche in het
pand was weggebrand. Waar ik stond
was een trap geweest en zag ik de blote
hemel. Zware ontploffingen klonken al-
door en we dachten dat de Maasbruggen
al in de lucht gevlogen waren. Geregeld
gierden vliegtuigen voorbij en klonk er
vreselijk schieten.
Die feldwebel zei dat de tanks bij
Dordrecht door hevig verzet opgehouden
werden. Maandag Tweede Pinksterdag
werd doorgebracht met afwachten, zo nu
en dan onderbroken door het verbinden
van een gewonde soldaat. Eéntje was
niet meer te helpen en bloedde dood. De
luitenant smoesde met zijn mannen over
ons. Ik ving iets op van ‘overgeven of
vluchten met een boot en vrouwen en
man meenemen, maar de hond afmaken’.
Mijn hart bonsde, terwijl de luitenant
verder fluisterde met zijn feldwebels.
Buiten waren een paar soldaten bezig
met benzine. Wij dachten dat ze gingen
vluchten en de boel achter zich in brand
zouden steken. Dit was de angstigste
nacht tot dan. Ik vroeg aan een soldaat
waar de anderen heen waren, maar hij
mocht dat niet zeggen. Op het laatst
raakte ik over mijn zenuwen en gilde het
uit. De vrouwen en een soldaat pakten
mij beet en legden hun hand op mijn
mond. Ze maakten mijn polsen nat en
goten een scheutje cognac in mijn mond,
waarna ik mijn bewustzijn verloor.”
Bombarderen
“Toen ik weer bijkwam waren er sol-
daten die ik nog niet eerder had gezien
en ook een luitenant die het commando
voerde. Hij zat onder de modder, was
vreselijk vuil. Het luikje naar de binnen-
plaats stond nu geheel open en wij zagen
voor het eerst zonlicht. Later kwamen
soldaten met roggebrood en een groot
stuk ham aandragen en Jopie riep: ‘Oh
papa, wat is dat lekker, krijg ik nog een
stuk?’ De soldaten vonden dat lollig en
gaven het.
Ze vertelden dat de tanks in het zuiden
van Rotterdam klaar stonden om binnen
te trekken. ‘s Middags kwam die nieuwe
luitenant naar ons toe en zei: “Wij gaan
bombarderen, want Rotterdam wil zich
niet overgeven. Hij gelaste eerst stilte en
daarna dat iedereen moest zingen. On-
dertussen hoorden wij vreselijke slagen.
Ik zei tegen mijn vrouw dat ze Rotter-
dam aan het bombarderen waren. In het
schijnsel van onze zaklantaarn zagen wij
de soldaten allemaal bedrukt kijken.
Minuten duurden eeuwen. Die luitenant
vernam via de zender: “Rotterdam heeft
zich overgegeven. Jullie zijn vrij.” Een
soldaat, die op post zat met zijn revolver
in zijn hand, zei in goed Nederlands:
“Goddank.`
Voor het eerst na vijf dagen ging ik het
trapje op bij de lift en zag dat beneden
alles verbrand was. Ik holde naar boven.
Ook in ons huis was alles verbrand:
stoelen, tafels, deuren, kasten. In de
slaapkamer lagen de ijzeren ledikanten
als wrakken op de vloer.”
Lijken
“Het geloei van de wind was verschrik-
kelijk en de brand niet om aan te
zien. Op straat was het een vreselijke
ruïne met overal lijken van burgers en
soldaten. Ik liep versuft onze keuken
in en werd door twee soldaten van het
raam weggetrokken, omdat er nog steeds
geschoten werd. Eén van hen was die
valschermjongen, die telkens bij Jopie
was komen tekenen en hij bracht mij
naar de schuilkelder. Daar vertelde ik de
vrouwen met horten en stoten dat er niets
meer te vinden was. De luitenant gaf mij
een briefje waarin hij had geschreven
dat Duitse troepen mij moesten helpen,
omdat ik hen had geholpen en daarmee
misschien hun leven had gered. We
besloten naar de Willemsbrug te gaan,
waar nog meer vluchtelingen waren
verzameld. Ik liet dat briefje lezen en wij
mochten over de brug.
De anders zo drukke Van der Takstraat
was stil en verlaten. Hier en daar
miauwde voor een kapot venster een
kat, het enige leven dat wij zagen. Over
de brug van de Koningshaven stonden
Duitse colonnes. Wij gingen naar een
zuster van mijn vrouw op de Strevels-
weg. Onderweg werden wij telkens
gecontroleerd op wapens en eindelijk be-
reikten we ons doel. De familie dacht dat
wij levend waren verbrand. Het weerzien
was gelukkig en wij kregen direct thee
en beschuit. Vanuit de Rosestraat zag ik
nog dat er van het pand van de Nationale
niet veel was overgebleven.”
Bewerkt door Rein Wolters met dank aan
Vincent Robijn (Hoofd Collecties Ge-
meentearchief Rotterdam), Jacques Baart
(auteur), Harry Pruijsten (Mariniersmu-
seum) en J. Swaep-Kloots.
Portier Laurens Jacobus Kloots schreef op verzoek van zijn
directie een verslag van zijn herinneringen aan de eerste dagen
van de Tweede Wereldoorlog in de schuilkelder van de Nationale
Levensverzekeringen-Bank aan de Boompjes. Het is de authen-
tieke weergave door de ogen van een burger die met zijn vrouw
Anna, zus Letta en dochtertje Jopie gegijzeld door de Duitsers
op de eerste rang zat vlakbij de Willemsbrug. Het handgeschre-
ven manuscript (acht uitgetikte kantjes) is door zijn nu 79-jarige
dochter Joke Swaep-Kloots bij het Gemeentearchief Rotterdam in
bewaring gegeven. Na samenspraak met haar - voor publicatie in
De Oud-Rotterdammer - is het teruggebracht tot twee afleverin-
gen. Vandaag het slot.
- Geen ruit zat er meer in het hoofdgebouw van de
Nationale Levensverzekeringen-Bank aan de Boompjes.
Het pand daarnaast van dochter Eerste Rotterdamsche was vrijwel vernietigd.
Foto Historische Collectie Nationale Nederlanden inventarisatienummer 5952 -
- Het gezin van Jacob Kloots na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog in een
plezieriger situatie. Foto verzameling J. Swaep-Kloots -
- Van de stencilkamer van de Nationale
Levensverzekeringen-Bank was na de
beschietingen niet veel meer over.
Foto Historische Collectie Nationale Ne-
derlanden inventarisatienummer 5952 -
De lucht-
beschermings-
dienst
Ik reageer op een oproepje
van Eduard C. de Smit,
waarin hij vraagt naar de
taken van de Luchtbescher-
mingsdienst in de Tweede
Wereldoorlog, aangezien
zijn vader daar comman-
dant was geweest. De
opzet was om bij begin-
nende branden niet te
wachten op de brandweer,
maar zelf per blok direct
met de bestrijding te begin-
nen. Daarnaast was ook
hulp voor slachtoffers van
bombardementen in eerste
instantie een zaak voor de
blokbescherming.
De luchtbescherming van Rotter-
dam was gebaseerd op organisaties
per huizenblok binnen vier straten,
wegen, of lanen. Het gebied tussen
de Nieuwe Binnenweg, Claes de
Vrieselaan, Rochussenstraat en
Heemraadssingel bestond dus uit vier
blokken, gescheiden door Hondius-
straat, Lieve Verschuierstraat en de
De Vliegerstraat. Per blok zorgden de
bewoners zelf voor de aankoop van
brandblusmateriaal, verbandmiddelen
enzovoort. Huis aan huis collectes
leverden de nodige financiën. Een
blokhoofd en een plaatsvervangend
blokhoofd hadden de leiding. Met
verdere vrijwilligers leek men in staat
de gevolgen van bombardementen -
al dan niet met branden - het hoofd
te kunnen bieden. Als jongen van
zestien jaar deed ik mee met de col-
lectes en wat er verder te doen was.
Met het blokhoofd en voorzien van
voldoende geld gingen we naar het
oude stadhuis van Delfshaven aan de
Aelbrechtskolk - naast de Hervormde
Kerk - voor de aankoop van een paar
brandslangen, opzetstuk en straalpijp.
Daar werden we geholpen door
iemand, die waarschijnlijk in ge-
meentedienst was. Ongetwijfeld was
dat de heer Eduard Cornelis de Smit,
de vader van E.C. de Smit, die de
vraag stelde in De Oud-Rotterdam-
mer van 17 april. Blokhoofd en plv.
blokhoofd hadden als legitimatie om
de bovenarm en zwart geëmailleerd
plaatje met witte letters ‘Blokhoofd’
en ‘Plv Blokhoofd’. Deze onder-
scheidingstekens zijn ongetwijfeld
in het Historisch Museum bewaard
gebleven. Wanneer de Luchtbescher-
mingsdienst werd opgericht is mij
niet bekend. Wel, dat in de mei-dagen
van 1940 iedereen het belang ervan
inzag. Dat de bewoners zelf per blok
voor de kosten opdraaiden, werd niet
als een probleem gezien.
A.M. Overwater
Jaagpad 65
2992 VJ Barendrecht
0180-612152