Page 9 - De Oud Rotterdammer Week 32

Basic HTML Version

De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Dinsdag 7 augustus 2012
pagina 9
Laat nu haar televisie de geest
hebben gegeven. Om dat te melden
belde ze met de buurvouw van mijn
schoonvader, want hij had nog geen
telefoon. Ze vroeg of Jan haar tele-
visie zo snel mogelijk wilde maken.
Nu wilde het toeval, dat ik voor mijn
werk een bestelbusje beschikbaar
had. Gelukkig maar, want tante Cor
woonde op het Hillegondaplein in
Hillegersberg, in het noorden van
Rotterdam en mijn schoonvader in
het westen op de Essenburgsingel en
dat was een behoorlijke afstand om
even de televisie op te halen.
Maar we gingen op pad en kwamen
bij tante Cor, die nogmaals vroeg, of
de reparatie zo snel mogelijk kon.
“Nou”, reageerde Jan, “ik zal mijn
uiterste best doen.”
Thuis gekomen begon hij direct aan
de reparatie van de zwart/wit tele-
visie. Na veel meten, solderen van
weerstandjes en het vervangen van
een buis, deed hij het weer.
Inmiddels was het al bijna half tien
in de avond. Mijn schoonvader keek
mij aan met een blik van wat zullen
we doen? “Nu brengen”, zei ik en
daar was hij het volkomen mee eens.
Wachten
Even nog jassen aan doen, want het
was koud, de televisie inladen en
op naar Hillegersberg. Tegen tienen
kwamen we aan bij tante Cor. Mijn
schoonvader belde aan en we wacht-
ten tot de deur open ging. Maar nee,
er werd een slaapkamerraam boven
de deur open geschoven en daar
stond tante Cor in de opening van
dat raam. Met een lange vlecht (van
haar knotje) en gekleed in een lang
wit nachthemd. Zo kenden we haar
eigenlijk niet. “Wat komen jullie
doen?”, riep ze nors naar beneden.
“De televisie terugbrengen, want die
is gerepareerd”, zei mijn schoonva-
der trots. “Weten jullie wel hoe laat
het is?”, vervolgde tante Cor.
Ja, dat wisten wij wel, tien uur.“Nou,
wacht dan maar even”, zei ze en dat
deden we dan ook. Na ongeveer een
kwartier wachten in de kou ging de
deur open. Tante Cor, nu weer met
knot en stippeltjesjurk, zei dat we
naar binnen mochten. Mijn schoon-
vader had de tv nog niet aangesloten
of tante Cor zei: “Ga nu maar snel
naar huis, want ze zullen thuis wel
op jullie zitten wachten.”
Dat hebben we maar gedaan, zodat
tante Cor weer naar bed kon. In
het busje hebben we toen eerst een
minuut stil gezeten en daarna moest
mijn schoonvader toch hartelijk
lachen. Thuis zijn we maar een kopje
koffie gaan doen.
Fred Mink
lenyenfred@chello.nl
Er zat van allerlei koopwaar in dat
bootje. Kilostukken zeep, werk-
schoenen, overalls, klompschoenen
en alles wat de bemanning van de
grote zeeschepen die in de havens
lagen, nodig had. Hij sprak een
aantal vreemde talen; dat was wel
nodig om met de mensen van die
schepen te kunnen praten. Maar zijn
vader, een oude brombeer, die bij
hun in huis woonde, sprak wel zeven
vreemde talen. Oom Albert sprak
redelijk Nederlands, maar soms een
beetje leuk raar. Zo zei hij een keer:
“Ik ben met de Jan (mijn vader) naar
de voetbal geweest, maar daar in de
gras lagen allemaal van die grote
plakken strontkoeien.”
Chinese loterij
Ze woonden vlakbij het Deliplein
op Katendrecht. Daar woonden
veel Chinezen. Als we ‘s zondags
wel eens bij hen op bezoek waren,
gingen m’n vader en Oom Albert
naar zo’n Chinees loterijkantoortje
op het Deliplein. “Een briefie halen”,
zei m’n vader. Een briefie was een
vel papier waar een vierkant op
stond, verdeeld in, ik geloof, zeven
bij zeven vierkantjes. Vijf van die
vierkantjes maakte hij zwart met
een kwastje. En dan maar wachten
tot ‘s avonds de trekking had plaats
gevonden. Als je dezelfde vakjes
zwart had gemaakt als de uitslag,
dan had je de eerste prijs. Maar ik
heb nooit gehoord, dat ze een prijs
hebben gewonnen. Er waren ook
Chinezen, die op een andere manier
de kost verdienden, de zogenaamde
pindamannetjes. Ze verkochten plak-
jes pindabrokken. Lekker. Ze riepen
dan ook: Pinda lekka, pinda lekka.
En trokken, met de blikken trommel
voor hun buik, door de straten.
Plezier
Katendrecht was een plaats van ple-
zier en vertier voor de buitenlandse
zeelui, waarvan de schepen in de
nabij gelegen Maashaven en Rijn-
haven lagen. Je zag er verschillende
nationaliteiten, mannen met vreemde
kleding, een andere huidskleur en je
hoorde allerlei onverstaanbare talen.
Ik heb daar eens een neger voor
een caféraam zien zitten met een
dienblad vol glazen bier. Misschien
voor een weddenschap of zo. Af
en toe liep er bij ons in de buurt
een dronken man, dat was niet
bijzonder, maar een neger, en nog
wel een dronken neger, was een
bezienswaardigheid. Een hele horde
kinderen liep om hem heen te joelen.
Bootje varen
Met het motorbootje van oom Albert
gingen we op een zondag naar de
Waalhaven. We legden aan tegen een
zandstrandje. Toen we ‘s middags
weer weg wilden varen, lag het
bootje vast. We moesten met z’n
allen dan weer overhellen naar de
ene en dan weer naar de andere kant.
Eindelijk kregen we de boot los en
konden we weer naar de Maashaven
tuffen.
Pistool
Een keer ben ik bij tante Pau en oom
Albert erg geschrokken, maar dat
kwam eigenlijk door mijn moeder.
Die gilde ineens: doe weg, doe
weg. Ze bedoelde dat mijn oom het
pistool, dat hij tevoorschijn had ge-
haald, weg moest doen. Hij had dat
pistool alleen maar aan mijn vader
willen laten zien. Hij vertelde, dat
hij bang was aangevallen te worden
en hij wilde zich dan met dat pistool
kunnen verdedigen.
Wim Sontag
Mijn schoonvader was in de jaren 60/70 elektromonteur
bij een elektrotechnisch bedrijf in Rotterdam. Als hobby
repareerde hij radio’s en televisies. Dat waren toen nog
apparaten met buizen of lampen. Nu had mijn schoonvader
een tante, tante Cor. Een lange vrouw, grijs haar met knot
en stippeltjes- of bloemetjes jurk.
Een Italiaan op de Kaap
De kapotte tv van tante Cor
Een zus van mijn moeder, tante Pau, woonde in Rotterdam-
Zuid. Ze was getrouwd met oom Albert, een Italiaan. Hij
heette Spinsic. Dat was wel een interessante oom. Hij kon
goed Italiaans vloeken,”porke dio” of zo iets. Tante Pau
kon er trouwens ook wat van. Die zei, als ze ergens kwaad
over was: keleertje, keleertje, keleertje, keleertje, vier
keer, en dat zei ze nogal eens. Oom Albert was shipshand-
ler en voer met een klein motorbootje in de Maashaven en
de Rijnhaven.
- tante Pau en oom Albert woonden op Katendrecht -
Moord op de
voetballer
van het jaar
Sportjournalisten schrijven sportver-
slagen in dag- en weekbladen, maar
schrijven óók boeken. Dikwijls
sportboeken die over hun belevenis-
sen als sportjournalist gaan. Rob
Vente gooit het over een andere
boeg. De zoon van Leen Vente, de
Feyenoorder die op 27 maart 1937
tegen Beerschot het eerste doelpunt
in De Kuip scoorde, schreef in de
loop der jaren een aantal sportboe-
ken, waaronder het boek ‘Theooo’
over het leven van Theo Laseroms.
Vente maakt nu zijn debuut met
de detectiveroman: ‘Moord op de
voetballer van het jaar’.
Het verhaal speelt natuurlijk in
Rotterdam waar het grote Manches-
ter United een oefenwedstrijd zou
spelen tegen Feyenoord, ware het
niet dat hun beroemde spits Wayne
Best vermoord is gevonden in de
buurt van Club Cinderella. Fred
Groen, jongste rechercheur van het
bureau Haagse Veer (zou deze jonge
Groen weten dat zijn beroemde
voorganger Blaauw heette?) en zijn
vriend Bert Bindels, sportjournalist
bij de Nieuwe Rotterdammer (nee,
niet De Oud-Rotterdammer) gaan
de zaak oplossen.
Het is een spannende thriller die
zich volledig afspeelt in Rotterdams
decor met herkenningspunten voor
elke rechtgeaarde Rotterdammer.
Het plot blijft lang bewaard en als
je wilt weten wie de over het paard
getilde stervoetballer Wayne Best
heeft vermoord, koop dan deze
spannende roman met korting bij De
Oud-Rotterdammer (zie pag. 20).
We verklappen wel dat geen enkele
Rotterdammer ook maar iets met
deze moord te maken heeft gehad.
Nico Tempelman
Boekenkast