Waar anders te beginnen dan bij Het
Witte Huis, algemeen beschouwd
als de allereerste wolkenkrabber van
Nederland en sommigen beweren
zelfs van Europa. Dit kantoorver-
zamelgebouw in art nouveau-stijl
werd ontworpen door architect
Willem Molenbroek (1863-1922) in
opdracht van de gebroeders Van der
Schuijt. De gemetselde toren van elf
verdiepingen aan de Geldersekade
kwam in 1898 gereed en bleef met
43
meter lange tijd het hoogste
gebouw van Nederland. Pas in 1931
nam een ander Rotterdams gebouw
dit record over. De toren van het Ge-
meentelijk Energie Bedrijf (de GEB-
toren) aan de Rochussenstraat was
oorspronkelijk 58 meter hoog en
werd in de oorlog nog met zes meter
verhoogd door de Duitse bezetters,
die een uitkijkpost en luchtafweer-
geschut op het dak vestigden.
In 1968 ging het record fors omhoog
en werd het Dijkzigt ziekenhuis
(
tegenwoordig het Erasmus Medisch
Centrum) met 113,5 meter het hoog-
ste kantoorgebouw van Nederland.
In 1991 was de opvolger aan het
Weena klaar: kantoorkolos Delftse
Poort van architect Abe Bonnema
(1926-2001),
met als hoofdge-
bruiker verzekeringsmaatschappij
Nationale Nederlanden, telde 41
verdiepingen en reikte tot 151 meter.
Het huidige hoogste gebouw van
Nederland is sinds 2010 de Maas-
toren op Zuid met 165 meter. De
oplettende lezer zal gemerkt hebben
dat de nu genoemde torens allemaal
kantoorgebouwen zijn. Maar ook de
woontorens in Rotterdam behoren
tot de hoogste van Nederland.
In het onlangs verschenen boekje
Rotterdamse Records & Primeurs’
van auteur Herco Kruik zijn ruim
350
records opgenomen uit de
Maasstad. Niet alleen bovenstaande
hoogbouwrecords kunt u erin terug-
lezen, maar ook de meest aanspre-
kende sport-, haven-, transport- of
horecarecords zijn opgenomen. De
eerste Europacup 1, de grootste
haven van Europa, de eerste metro
van Nederland of het grootste
indoor jazzfestival ter wereld: met
deze unieke verzameling hoogte-
punten ontdekt u het summum van
Rotterdam. Het handzame boekje is
uitgevoerd met een mooie hardco-
ver en kost slechts € 6,95. Het is
verkrijgbaar in de boekhandel of via
of tel.
010-4672111
Kenmerkend voor Rotterdammers: ze kijken vooruit en lopen voorop.
Daardoor worden er zoveel records gebroken en primeurs gerealiseerd
in de Maasstad. Want als Rotterdammers ergens aan beginnen, moet het
vooral hoger, groter, langer, beter of verder zijn dan ooit tevoren. Dat zie
je op veel terreinen terug, maar vooral op het gebied van de hoogbouw is
Rotterdam al decennia koploper.
Rotterdam: 350 records
Er zijn dus twee schepen met de-
zelfde historische naam geweest. De
eerste, in 1946 in de vaart gebrachte,
Willem Barendsz was de (tot drijven-
de traankokerij) verbouwde, vijftien
jaar oude Zweedse tanker Pan Go-
thia; de tweede was een nieuwbouw-
schip, dat in 1955 door scheepswerf
Wilton-Fijenoord in Schiedam werd
afgeleverd aan de Nederlandsche
Maatschappij voor de Walvisvaart
(
NMV) in Amsterdam. Deze tweede
Willem Barendsz heeft na terugkeer
uit de zuidelijke IJszee meermalen
voor het lossen van walvisvleesmeel
in de Waalhaven gelegen. Bij de
Nieuwe Matex in Vlaardingen werd
traan gelost en in tanks opgeslagen.
Unilever in Rotterdam was één van
de belangrijkste afnemers van dit
dierlijke product.
Spitsbergen
De walvisvangst zat ons al vanouds
in het bloed. Weliswaar niet zó diep
als later die van de Noren en de
Japanners, maar tóch. Onze eerste
walvissen werden al in 1612 bij
Spitsbergen met het harpoen gedood.
Smeerenburg heette het walvisstation
daar. Onze walvisvaart heeft al met
al dus zo’n 350 jaar geduurd! Het
vangen van walvissen is tegenwoor-
dig not done, maar een aantal landen
doet het nog steeds. Nederland was
aan het eind van de jaren vijftig -
toen de kritiek op het vangen van
walvissen begon los te komen - één
van de weinige landen die daar hoe
dan ook mee wilde doorgaan. Van
vangstquota moest ons land destijds
niets hebben!
Het (politieke) gedoe om de wal-
visvangst komt uitgebreid aan bod
in het boek, net als de vangstcijfers,
de zware tijden aan boord van de
fabrieksschepen, de manier van van-
gen, de ruzies aan boord, de intriges,
de drinkgelagen, de verschrikkelijke
smurrie aan dek van de schepen, de
doordringende stank, het gebrek aan
hygiëne, de kou en nog veel meer
onaangenaams. Al die zaken maken
deel uit van de activiteiten van de
mede met geld en morele steun door
de regering opgezette en in stand
gehouden NMV.
De eerste Willem Barendsz heeft in
negen vangstseizoenen evenzoveel
uit- en thuisreizen gemaakt, net
zoveel trouwens als haar opvolger
zou doen. Kaapstad was het tus-
senstation, waar ook de walvisjagers
waren gestationeerd. Maandenlang
vertoefden de schepen bij het koude
Antarctica, op zoek naar de blauwe
vinvis, de bultrug, de potvis en de
gewone vinvis. Deze laatste walvis-
soort was met 18.768 stuks van de in
totaal tijdens de achttien seizoenen
gevangen 27.712 walvissen in aantal
het grootste slachtoffer. Traan werd
tussentijds - als de opslagtanks van
de fabrieksschepen vol waren - alvast
met een tanker naar Nederland ge-
bracht. De laatste reis van de laatste
Willem Barendsz eindigde op 10 mei
1964
in Amsterdam. Er waren 1182
walvissen gevangen: het op twee na
laagste cijfer uit de achttien vangst-
jaren. De laatste traan werd die dag
aan land gebracht.
De eerste Willem Barendsz kon pas
in 1960 aan Japan worden verkocht;
zes jaar later werd het schip gesloopt.
De tweede ging als vismeelfabrieks-
schip naar Zuid-Afrika en werd in
1973
doorverkocht aan Zuid-Korea,
dat het schip inzette bij de visvangst
in het noorden van de Stille Oceaan.
Onder de naam Gae Cheog werd ze
in 2000 in China gesloopt.
Er zullen zeer waarschijnlijk maar
weinig Nederlanders zijn geweest die
in mei 1964 een traan zullen hebben
gelaten om het feit dat er een eind
was gekomen aan onze deelname
aan de walvisvangst. Het was genoeg
geweest! Niettemin: het was een
fascinerende periode in de Neder-
landse maritieme geschiedenis, die
op een boeiende manier in dit boek is
verankerd.
Bram Oosterwijk
De laatste traan – Walvisvangst met
de Willem Barendsz 1946-1964 is
een uitgave van Walburg Pers. Het
gebonden en geïllustreerde boek telt
272
pagina’s en kost 29,95 euro.
De laatste traan
Vierentwintigduizend baleinwalvissen en 3500 potvissen hebben tussen 1946
en 1964 het leven gelaten voor onze dringende behoefte aan traan. De uit
walvisspek gewonnen traan was nodig om vet te kunnen produceren: een
grondstof die het naoorlogse Nederland hard nodig had. De door walvisja-
gers in de wateren rond Antarctica gevangen walvissen werden verwerkt
aan boord van het walvisfabrieksschip Willem Barendsz, waarvan er twee
zijn geweest. In het boek De laatste traan – Walvisvangst met de Willem Barendsz
1946-1964
wordt het verhaal beschreven van achttien jaar vaderlandse walvisvangst. Au-
teurs zijn Jaap Bruijn en Joost Schokkenbroek, die met een groot aantal boeken hun sporen
in de maritieme geschiedschrijving hebben verdiend.
De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Dinsdag 27 november 2012
pagina 13
Oorlog? Nou, dat is reuze span-
nend, was Leo’s eerste gedachte.
Snel kleedde hij zich aan en ging
bij het vluchtkoffertje in de gang
staan. Nadat vader, moeder, zus
Ans en tante Aaltje aangekleed
waren, gingen zij naar buiten waar
zich buren verzameld hadden.
Iedereen sprak, de een vertelde
dit, de ander dat, totdat plotseling
soldaten in een vreemd uniform
kwamen aanlopen, Duitse solda-
ten. Ze waren heel vriendelijk en
een van hen vroeg aan een buur-
vrouw of hij bij haar even naar het
toilet mocht. Leo vroeg zich toen
wel af waar de soldaten vandaan
kwamen en waar de onze waren.
Verzetsspil
Het was Leo’s eerste kennis-
making met de Tweede Wereld-
oorlog en die kreeg ingrijpende
gevolgen, mede door Aart van
de Hoek (1913-1985), een zeer
gesloten man, die in Feijenoord
een onopvallend leven leidde.
Dat hij daarnaast een verzetsspil
was, wisten alleen de mensen die
hij geholpen heeft: onderduikers,
Joden en geallieerde piloten.
Hij hield ze uit handen van de
Duitsers en zorgde dat ze elders
terecht konden. Hierbij veelal
geholpen door de jonge Leo de
Groot, de enige jongen in de wijk
Feijenoord die hij vertrouwde.
Mijn eerste opdracht voor Aart
was het wegbrengen van een
envelop naar Schiebroek. Op zich
was daar niets gevaarlijks aan.
Je stapte op de tram en was on-
derweg. De brief gewoon in mijn
zak. Dat ik dit voor mijn grote
vriend Aart mocht doen, vervulde
mij met trots. Op dat moment wist
ik niet wat er in de brief zat. Pas
veel later begreep ik dat het om
een identiteitsbewijs ging van een
overleden persoon waarmee een
ander verder kon leven. Om wie
het ging heb ik nooit geweten.”
Rotoorlog
Voorgaande tekst is een gecompri-
meerd brokje oorlogsherinnering
dat onderzoeker/auteur Eddy van
Driel optekende uit de monden
van zo’n dertig oorlogskinde-
ren voor zijn niets verhullende
boek ‘Een zware last op jonge
schouders – De lotgevallen van
de Rijnmondse jeugd tijdens de
Tweede Wereldoorlog.’ Het is een
indrukwekkend boek geworden
met een voorwoord van burge-
meester Ahmed Aboutaleb, die 9
november het eerste exemplaar in
ontvangst nam.
Hij kreeg het van de 77-jarige
Vlaardinger Bas van Toor (clown
Bassie), wiens vader in Maassluis
was betrokken bij het verzet en
dat met de dood heeft moeten be-
kopen. Bas zelf overleefde in de
oorlogsjaren een difterie-epide-
mie. Toen hij benaderd werd voor
zijn verhaal, riep hij: “Alweer een
boek over die rot-oorlog, houdt
het dan nooit op?”
Bij de overhandiging zei Bas van
Toor niettemin: “Het is goed de
verschrikkingen van een oorlog
onder de aandacht te houden. La-
ten we hopen dat zoiets zich nooit
meer voordoet.” Aboutaleb sprak
waarderend over de wijze waarop
Van Driel tot de uitvoering van
zijn boek is gekomen. De auteur
kreeg daarbij steun van derden.
Hij verklaarde: “Zoiets kan je niet
alleen”, en complimenteerde de
mensen die in de ‘herfst van hun
leven’ hun jeugdervaring met hem
hebben willen delen.
Auteur Eddy van Driel is 59
jaar geleden op Rotterdam-Zuid
geboren en in het dagelijks leven
werkzaam bij de Zeehavenpo-
litie. Daarnaast is hij al jaren
onafhankelijk onderzoeker van
de Tweede Wereldoorlog. Sinds
1996
schrijft hij fictieve verhalen
die vrijwel allemaal gerelateerd
zijn aan WO2. Het door U2pi te
Voorburg uitgegeven boek telt
264
pagina’s en kost 24,50 euro.
Het is te koop via Bol.com, Bruna
Ako en JouwBoek.nl ISBN 978-
90-8759-305-6.
Rein Wolters
Een zware last
op jonge schouders
De Boekenkast
Middenstandszoon Leo de Groot werd 29
juli 1930 geboren in Rotterdam-Feijenoord.
Het liberale gezin had aan de Oranje-
boomstraat 93 een winkel voor de ver-
koop van koffie, thee en rookwaren en
ook een PTT-agentschap. Leo lag op 10
mei 1940 heerlijk te slapen tot zijn vader
hem wekte. “Kom eruit joh, en kleed je
aan”, zei zijn vader, terwijl hij Leo heen
en weer schudde. “Het is oorlog!”
-
De omslag van het
boek toont een kind
tegen de brandende
stad. Foto omslag
U2pi -