De Oud Rotterdammer Week 50 - page 11

De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Dinsdag 10 december 2013
pagina 11
Ik liep nog mee met een mentor,
was net 18 jaar oud en nog redelijk
wereldvreemd. De melding betrof
een ruziënd echtpaar. Via wat
smalle trapjes kwamen wij in een
slaapvertrek onder het schuine dak
van de zolderverdieping. Gerrit,
mijn mentor, zei dat ik het woord
moest voeren. Op de rand van het
tweepersoonsbed zat een huilende
volumineuze vrouw. Zij droeg een
enorme BH, zo groot, dat had ik
nog nooit gezien en ook een flinke
directoire. Op een stoel naast het
bed zat een man in een hemd en
een onderbroek die lang geleden
wit van kleur waren. Beiden waren
tegen de 60 jaar. Ik wist mij geen
raad! Het werd alleen nog maar
erger, toen bleek dat de man seks
wilde en zij niet. Omdat zij hem
weigerde, had hij haar een paar
rake klappen verkocht. Ik wilde zo
naar buiten rennen. Zelf moest ik
mijn eerste ervaring nog krijgen
en kon enkele minuten lang geen
woord uitbrengen. Uiteindelijk
raapte ik alle moed bij elkaar en
heb de man duidelijk gemaakt dat
je nooit iemand tot seks mag dwin-
gen, ook niet als je al jaren met
elkaar getrouwd bent. Het echtpaar
sloot vrede en wij vertrokken. Of er
die nacht nog spannende gebeur-
tenissen hebben plaatsgevonden in
de slaapkamer of dat beiden zijn
gaan slapen, weet ik niet. Ik was in
elk geval heel blij dat ik mijn eerste
onenigheid opgelost had.
Poep
Op een zonnige doordeweekse dag
hadden Peter en ik ochtenddienst.
Dat betekende om 7 uur beginnen
en op afroep van de politiemeld-
kamer meldingen rijden met de
Chevrolet C10. Wij kregen een
melding over een burenruzie in een
woning aan de Millinxstraat. Als
je iets niet wilt, dan is het een bu-
renruzie op dit tijdstip. Ter plaatse
gekomen belden wij aan. Een leuke
jonge dame deed open. Ze huilde
tranen met tuiten. In de woning
hoorden we het probleem aan. De
jonge dame, Truus genaamd, was
verpleegster. Zij kwam uit de pro-
vincie en woonde pas in Rotterdam
om een nieuw leven op te bouwen.
Eigenlijk was zij totaal ontheemd,
ze had niemand en voelde zich
vreselijk alleen. Wij hadden echt
met haar te doen. En dan had ze
ook nog een rotbuurvrouw met
meerdere honden, die zij in de tuin
van Truus liet poepen. Truus moest
dagelijks bruine dampende hopen
opruimen. Zij had de buurvrouw
al meerdere malen aangesproken,
maar dat hielp niet.
Wij beloofden met de buurvrouw
te gaan praten, maar wilden wel
eerst even in de tuin kijken. Ik
zocht minutieus naar dampende
drollen, maar niets. Peter stond
nog met Truus op de veranda,
toonde begrip en sprak troostende
woorden. Ik keek in de tuin van de
buurvrouw en wist niet wat ik zag.
Ik besefte direct waarom ik geen
uitwerpselen vond in de tuin van
Truus. In onvervalst Rotterdams
riep ik: “Truus, wat hebbie nou
toch gedaan!” Peter keek ook in de
tuin van de buurvrouw; we konden
ons lachen niet bedwingen. Truus
had alle drollen, die in haar tuin
lagen, opgepakt en uitgesmeerd
over de ramen en achtergevel van
de buurvrouw. Alles zat onder de
poep! Uiteindelijk sloot Truus zich
bij ons aan: door haar tranen heen
verscheen een lach en ook zij scha-
terde het uit. De overgordijnen bij
de buurvrouw waren nog gesloten.
Wij belden aan. De voordeur ging
open. Zij was verbaasd dat er zo
vroeg twee agenten stonden en
wij waren verbaasd dat zij slechts
gekleed was in een minuscuul
slipje. Wij vertelden de jonge dame
dat haar een mooie verrassing te
wachten stond als zij de over-
gordijnen aan de achterzijde zou
openmaken. Met flinke stappen
liep zij naar achteren en rukte de
gordijnen open. Overal zag zij
de poep. Wij merkten op dat ze
voorlopig wel bezig zou zijn alles
schoon te maken. Ook vertelden
wij haar dat Truus het zat was
dat zij haar honden in de tuin van
Truus liet poepen en dat zij ten
einde raad was overgegaan tot deze
actie. Als laatste vertelden wij haar
dat zij haar honden in haar eigen
tuin moest uitlaten en dat Truus
bij herhaling onze toestemming
had om weer eenzelfde actie uit
te voeren. Voor zover mij bekend
is er nooit meer een melding van
onenigheid geweest bij Truus of
haar buurvrouw.
Gatenplafond
Het was een rustige avonddienst.
Ik had honger voor tien en besloot
naar snackbar Van Putten in de
Zandblokstraat te rijden. Het zou
een heerlijke baal patat worden met
een snack erbij. Mijn collega hield
het bij zijn meegebrachte boterham.
Wij zochten een stil plekje op in de
buurt. Ik kauwde net op mijn eerste
patatjes met mayo toen de rust
wreed verstoord werd. “701 een
onenigheid in de Gaesbeekstraat.”
Wij werden binnengelaten door de
vader des huizes. De man stak op
zeer overtuigende wijze direct van
wal: komt u maar kijken, komt u
maar kijken, het hele plafond zit
vol met gaatjes! Wij werden de
slaapkamer ingeleid van het twaalf
jaar oude zoontje. In het gestuukte
plafond zaten inderdaad meerdere
gaatjes van een centimeter door-
snede. Er volgde op veel te luide
toon een verhaal over de boven-
buurvrouw, die door de vloer heen
gaatjes boorde om hem en zijn ge-
zin af te luisteren en te pesten. Dit
was het vreemdste dat ik gehoord
had. Mijn gedachten waren bij mijn
patatje mayo.
Mijn collega en ik keken elkaar
aan en wisten van elkaar wat wij
dachten. Wij vermoedden dat het
zoontje de gaatjes maakte. Ze zaten
tenslotte alleen in het plafond van
zijn slaapkamer. Wij spraken het
ventje aan, maar hij ontkende in
alle toonaarden. Hij schreeuwde
constant: “Ik heb het niet gedaan.”
Dat werd dan weer gevolgd door
zijn beide ouders die in koor
riepen: “Hij heeft het niet gedaan.”
Wij kregen het hele gezin over ons
heen. Dit deden zij op een luide en
overtuigende wijze. Wij besloten
na ruim een half uur ons licht op
te steken bij de bovenbuurvrouw.
De vrouw vertelde dat zij veel
geluidsoverlast had van haar bene-
denburen. Toen wij over de gaatjes
begonnen, las ik de verbijstering
op haar gezicht. Wij vroegen of wij
even mochten kijken in de slaap-
kamer boven de slaapkamer van
de benedenbuurjongen. Op de plek
waar de gaatjes moesten zitten,
stond een ijzeren ledikant. Op de
vloer lag onbeschadigd vinyl. De
vrouw schoof het ijzeren ledikant
opzij, het vinyl werd opgerold en
daaronder was een vloer zonder
gaatjes. Beneden voerden wij een
stevig gesprek met het jongetje.
Uiteindelijk gaf hij toe de dader
te zijn. Omdat het een wat aparte
familie betrof, hebben wij alsnog
bemiddeling door de wijkagent
ingezet. En mijn patatje? Dat heb
ik weggegooid.
Theo Bakx
Burenruzies dagelijkse
kost voor een diender
Iedere diender krijgt er geregeld mee te maken: een onenig-
heid. Na een melding bij de politiemeldkamer en een bezoek
door twee surveillerende politiemensen volgde dikwijls nog
een bezoek van een wijkagent. Vaak ging het over futilitei-
ten en was een goed gesprek voldoende. Maar er zijn ruzies
die je altijd bijblijven, zoals mijn eerste onenigheid tijdens
een nachtdienst, in de Dokstraat in Charlois.
Theo moest in de Millinxstraat een burenruzie sussen
Theo moest een mysterieus vraagstuk oplossen in de Gaesbeekstraat waar ooit ook
filmtheater Harmonie gevestigd was
Een bewogen
tijd in het Haven-
ziekenhuis
Na een fijne jeugd begon ik
op mijn zestiende aan een op-
leiding voor verpleegkundige.
Ik heb als aspirant-leerling
met veel plezier tweeënhalf
jaar
in het Zeehospitium in
Kijkduin gewerkt.
Ik wilde
graag ervaring opdoen om in
de tropen te werken, dus ver-
volgde ik mijn opleiding in het
Havenziekenhuis. Ik begon
daar op mijn negentiende
.
Er heerste een gezellige drukte, de
opleiding was pittig, en de patiënten
waren zeelieden, onder wie veel
buitenlanders. Nogal wat patiënten
hadden een zwaar ongeluk gehad. Ik
heb er veel gezien en geleerd en hard
gewerkt. Zes dagen van negen uur
per week en veertien dagen achtereen
nachtdienst. Met veel plezier gedaan
met fijne collega’s. Ik woonde intern
en had een eigen kamertje. Op mijn
vrije dag ging ik naar mijn ouders in
Overschie. We kregen ook uitnodi-
gingen om schepen te bezichtigen en
dansavonden met buffet bij te wonen.
We werden dan onder begeleiding
naar het schip gebracht en weer op-
gehaald. Je moest op de afgesproken
tijd weer binnen zijn. Het waren span-
nende en gezellige avonden. Op 11
november 1963 kregen wij de schrik
van ons leven. Ik werkte die dag op
de damesafdeling. Het stormde, waar-
door een grote torenkraan omwaaide
en op het ziekenhuis viel, precies op
de afdeling waar ik werkte. Ik heb er
nog een foto van uit het Vrije Volk.
De toren had ook een auto geramd,
die zo plat was als een dubbeltje. De
man die de toren bediende, werd in
het ziekenhuis opgenomen. De schade
aan het gebouw viel mee. Ook kan ik
me precies elf dagen later, de 22ste
november 1963, nog goed herinne-
ren. Die dag werd president John F.
Kennedy vermoord. Ik werkte op de
herenafdeling. Wij konden het niet
bevatten en waren zeer ontdaan. On-
geloof en verdriet, de stemming sloeg
meteen om. Des te meer doordat er
in de zaal ook een Amerikaan lag, die
stervende was. Deze man heeft nooit
geweten wat er is gebeurd. Hij stierf
diezelfde avond, hetgeen ons nog ver-
drietiger maakte. Het heeft behoorlijk
veel met ons gedaan en ik zal het mijn
leven niet vergeten. De datum niet, de
moord op de president niet en onze
overleden patiënt niet. Ik heb de man
samen met een collega opgebaard
en zijn familie moest natuurlijk ook
worden ingelicht. Ik heb die nacht niet
geslapen. Afgelopen 22 november
was het precies 50 jaar geleden. Ik
ben zelf nu 70 jaar, dus reken maar uit
hoe jong ik toen was.
Tonnie Rath-Van der Ploeg,
Vromade 49
2411 LG Bodegraven
1...,2,3,4,5,6,7,8,9,10 12,13,14,15,16,17,18,19,20,21,...28
Powered by FlippingBook