De Oud Rotterdammer Week 52 - page 3

Niet alleen de naam keert terug in de
stad, het bedrijf is ook nog eens terug
in handen van de oorspronkelijke
eigenaar, Frans van Leen (62).
“Het is een bijzonder verhaal”,
glimlacht Frans vergenoegd. “Er
wordt hiermee een nieuw hoofdstuk
toegevoegd aan de toch al lange
geschiedenis van dit familiebedrijf.
Mijn opa kwam begin vorige eeuw
vanuit Harlingen naar Rotterdam en
werkte aanvankelijk bij een winkel op
de Coolsingel, waar messen, chirur-
gische artikelen en dergelijke werden
verkocht. In 1923 begon hij een eigen
winkel op de Kruiskade en nam de
verkoop van chirurgische artikelen van
zijn voormalige werkgever over. Later
kwam daar de optiek bij, toen vanuit
het Oogziekenhuis de vraag kwam of
hij ook brillenglazen wilde slijpen en
verkopen”, schetst hij de start van het
bedrijf.
Muzikant
Rond de oorlog beleefde Faber
spannende tijden. De winkel aan de
Kruiskade werd bij het bombardement
in 1940 weggevaagd en toen na de
oorlog een herstart werd gemaakt
aan de Meent 46, was het nog altijd
onzeker of er nog wel een toekomst
was voor het bedrijf. Niet door zake-
lijke omstandigheden, maar vanwege
familieperikelen.
“Opa’s dochter, mijn moeder dus,
studeerde piano aan het conserva-
torium en had daar kennis gekregen
aan een vioolstudent. Die trok zelfs
met een Big Band door Europa. Mijn
grootouders vonden dat maar niks;
in de muziek was geen droog brood
te verdienen, meenden zij. Dus blok-
keerden zij een huwelijk. Uiteindelijk
koos mijn vader voor de liefde en
trad in dienst bij mijn opa, waarna zij
konden trouwen. In 1951 kwam ik uit
dat huwelijk voort.”
Ook voor de jonge Frans was het geen
uitgemaakte zaak dat hij na zijn school
het bedrijf zou voortzetten. Aanvan-
kelijk beproefde hij zijn geluk als
verkoper van auto-onderdelen, maar
toen daar tijdens de oliecrisis in ‘73
de klad in kwam, trad hij in dienst bij
Mentora Sport aan de Oudedijk.
Overname
“Mentora was gespecialiseerd in
ski-artikelen”, weet Frans nog. “Ik
kreeg een aanbod om die zaak over
te nemen, maar mijn vader vond dat
niet verstandig. Zo ben ik in 1974 toch
maar bij mijn vader gaan werken en
heb mij gespecialiseerd in de medi-
sche artikelen.”
Faber groeide in die jaren fors, ver-
huisde naar een veel groter pand aan
de Meent 65, maar begin 2000 kwam
de klad erin.
“Wij werden overgenomen door
Bosman, maar moesten al snel de
deuren sluiten. Ik heb daarna tien
jaar bij diverse bedrijven gewerkt.
In 2012 kreeg ik de kans de naam en
het bedrijf terug te kopen. Artsen,
ziekenhuizen en instellingen bleken
ons gelukkig nog te kennen en meld-
den zich weer als klant. En ook van
particulieren is veel belangstelling,
want wij kunnen dikwijls veel goedko-
per leveren”, klinkt het wervend. “Met
mijn kennis en ervaring en de ouder-
wetse Faber-service op het gebied van
thuiszorg- en zelfhulpmiddelen zien
mijn zakenpartner en fysiotherapeut
Erik de Bree en ik de toekomst nu
weer zonnig in.”
Oude tijden herleven bij Faber
‘Als een phoenix uit de as herrezen’, zo zou je de wederopstan-
ding van de firma Faber kunnen omschrijven. Het bedrijf in me-
dische artikelen en optische instrumenten was vanaf 1923 een
begrip in Rotterdam, maar verdween kort na de eeuwwisseling
geruisloos uit het stadsbeeld. Meestal geldt: “Eens verdwenen,
voor altijd verdwenen’, maar dat gaat ditmaal niet op. Tien jaar
na het vertrek van de Meent is Faber terug in de stad. Als Faber
Medical weliswaar en zonder de optiek, maar mét een eigen
winkel aan de Goudsewagenstraat.
CCtje
c
foto burosolo.nl
C
ox
C
olumn
Maar in de genoemde dagen heb ik dus
een toneelstuk uit mijn hoofd geleerd
en vijfendertig keer gespeeld (we
hadden een bezettingspercentage van
tachtig, hoera!, dus we gaan in oktober
nog drie maanden door) en hebben
we de speelfilm “Toen was geluk…”
gedraaid, dat draaien is nu gebeurd, nu
zijn ze toe aan de montage en het wordt
heel leuk, en heb ik samen met Frits
Landesbergen nog een CD gemaakt
getiteld “Nou, nog eentje dan…”, dus
ik heb nou niet bepaald stil gezeten.
De zondagochtendconcerten gingen
natuurlijk ook door, al ben ik een paar
keer op uitmuntende wijze vervangen
door Waldin Roes.
Het reizen dat bij het vak hoort, daar
hoor je mij niet over klagen, je mag blij
zijn dat ze je in Stadskanaal ook willen
zien, maar het is killing, dat wel. Je
moet heel vroeg van huis, anders zit je
in de file, maar dat betekent dat je uren
voor de voorstelling al in zo’n theater
loopt en als ik ergens doodongeluk-
kig van word dan is het wel daar van.
Die lege gangen en kleedkamers, een
troosteloze kantine die soms nog niet
open is, die suizende stilte, als ik later
onverhoopt in de hel terecht kom, dan
ziet die er zo uit
We overnachtten af en toe in uitste-
kende Van der Valkhotels, wij hebben
iemand bij ons die een meesteres
is in ‘regelen’, maar mensen, als je
jong bent, vind je dat allemaal reuze
interessant, maar nu kan een hotel mij
gestolen worden. Tegenwoordig zijn
die bedden absoluut eerste klas, maar
ik lig de hele tijd te denken: “Lag ik
maar in m’n eigen nest.”
Het is de leeftijd, ik weet het. Ik ben
het liefste thuis, ik vind het genant om
te zeggen.
Ik heb echt over de hele wereld gereisd
en heb er de beste herinneringen aan.
Ik heb in mijn eentje in de buurt van
Mexico-stad een pyramide beklommen
en heb in lotushouding in de brandende
zon gezeten, mij inbeeldend dat ik een
Inca was. Over klimmen gesproken, ik
heb boven op de Etna met mijn hand in
spleten in de grond de hitte van de lava
gevoeld. Op Bali heb ik op Padangbaai
een adresje gevonden waar ze de nasi
zo heet serveerden, dat de tranen over
je wangen rolden. In Parijs stak ik innig
verstrengeld met een vrouw op wie ik
krankzinnig verliefd was de Boulevard
Saint Germain over waar we bijna van
de sokken gereden werden door een
motorrijder die verwijtend “Aaah, les
amoureux..!” roepend verder reed.
Op de Amazone zat ik met een leuke
vrouw in een “Flotel”, een drijvend en
varend hotel, en zij stond iedere mor-
gen stiekem een half uur eerder op, zo-
dat ik haar niet onopgemaakt zou zien
en ik deed net of ik dat niet in de gaten
had. Samen met mijn vriendinnetje
voeren we over het water bij Bangkok,
waarbij we op de kant enorme grieze-
lige, ja, een soort reuzensalamanders
zagen. Op de Galapagoseilanden moest
je al wandelend de vogels als het ware
aan de kant duwen, want die bleven
gewoon zitten, en op een bepaald punt
lieten de Albatrossen zich van de rots
vallen en gingen op de wieken en je
wist: die blijven voorlopig de komende
weken vliegen, want landen is niet hun
sterkste punt, hetgeen mij herinnerde
aan de Oei-oeivogel, u weet wel, die
vogel met twee enorme kloten, zodat
hij, als hij landde “Oei oei oei..!” uit
stootte. In New York maakte ik voor
het eerst mee dat winkels hun deuren
op slot hielden en voor je openden als
je er in wilde; hetzelfde met toiletten
in kroegen, “Some people are gonna
take a shot there” legde de kastelein
mij uit; wat waren wij toen nog heerlijk
onbedorven.
Maar als ze mij nu vragen wat ik ga
doen met de feestdagen dan weet ik het
niet, maar ik ga in ieder geval niet naar
een ver oord waar ze op Oudejaars-
avond feestmutsen op gaan zetten zodat
je denkt: “Oh Heer, zat ik maar thuis.”
Ik wens u hele fijne dagen.
Het is de leeftijd
U weet waarschijnlijk nog wel dat ik eigenlijk een artiest in ruste
ben, maar dat dit niet is gelukt. Dat rusten dan. De laatste vijf
maanden wist ik eigenlijk van voren niet meer of ik van achte-
ren nog leefde, wat een eigenaardige uitdrukking is, op de keper
beschouwd. En aangezien ik niet meer zo heel piep ben, gaan de
dingen niet meer zo vanzelf als vroeger (Ik zei laatst tegen mijn
dokter “Ik ben niet meer piep” en zij wist niet wat ik bedoelde).
De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Dinsdag 24 december 2013
pagina 3
Voorheen zat Faber op de Meent
1,2 4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,...28
Powered by FlippingBook