Je was blij als meneer Staal begon
met overhoren aan de andere kant
van de klas dan waar jij zat. Dan gaf
je van opluchting onder het boven-
blad van de bank een handje aan de
jongen naast je; voor mij was dat Aad
Snelleman, die ook wel Uffie werd
genoemd.
Duits kregen wij van meneer Mos-
selman, in de schoolgangen Moos
genoemd, de strengste leraar, veelal
als ‘dat etter’ aangeduid. Als je even
niet wist waar de les over ging, kreeg
je direct te horen: “Vijf maal…!”
Dat betekende vijf maal het thema
overschrijven dat net werd behan-
deld. De volgende les Duits moest
het strafwerk worden ingeleverd. De
strengheid van deze man, zo bleek
later, werd veroorzaakt doordat hij
in eerdere jaren op het Henegouwer
Lyceum was weggepest.
Engelse krant
Engels kregen we van de aardigste
docent van de hele school. Ik meen
dat die Van Wieringen heette. Deze
man stimuleerde ons kranten te lezen
en mee naar school te brengen als wij
iets interessants hadden gevonden.
Hij las ook wel eens een stukje voor.
Meneer Schild(t) was klassenleraar.
Hij gaf onder meer rekenen. Van hem
was de uitspraak: “Kruimeltjes zijn
ook brood…!” Daar bedoelde hij de
bijna vol gekalkte schoolschriften
mee, waarop wij een dictee hadden
geschreven en die wij van hem als
kladpapier moesten gebruiken. Hij
zou ook eens een uitdrukking hebben
gebruikt die nooit is herhaald. Mijn
zus, die in een hogere klas zat dan ik,
vertelde mij dat hij tegen een meisje
dat een vinger had opgestoken om
toestemming te krijgen naar het toilet
te gaan, gezegd zou hebben: “Ga jij
je citroentje maar uitpersen.”
Dat kon natuurlijk niet. Maar ja,
minder geslaagde uitspraken blijven
evengoed of zelfs nog beter in je
hoofd hangen.
Meneer Kroon was ook een al-
lervriendelijkste man, maar had een
kort lontje als hij zangles gaf, waarbij
de belhamels onder ons steevast
rumoer veroorzaakten. Vandaar ook
de stukgeslagen aanwijsstok op
de onwijs grote zwarte schooltas
van Ko Vermeulen. Meneer Kroon
doceerde ook Nederlands en poogde
ons diepere gevoelens voor de edele
dichtkunst bij te brengen.
Bok, bok, berrie
Tijdens het speelkwartier werden
regelmatig allerlei spelletjes gedaan.
Zoals door de jongens ‘bok bok
berrie’, waarbij vijf, zes jongens de
bok vormden door achter elkaar met
hun hoofd tegen het achterwerk van
de voor hen staande jongen gedrukt
te staan, terwijl ze zich met twee
handen aan diens dijen vasthielden.
De voorste bok legde zijn hoofd in
de ineengestrengelde handen van
de staande jongen tegen een muur.
Evenveel jongens waren de ‘sprin-
gers’. Zij namen een aanloop en
sprongen schrijlings op de gebogen
ruggen, waarbij de eerste springer
natuurlijk zo ver mogelijk naar voren
moest springen. Als ze allemaal min
of meer boven op een bok zaten,
moesten de bokken het tien tellen
volhouden. Als ze door ‘hun hoeven’
zakten, moesten ze opnieuw gaan
staan, totdat ze het wel volhielden
om te blijven staan. Daarna moest
dan de andere ploeg de bok vormen.
Natuurlijk gebeurde het ook wel dat
één van de gebogen staande jongens
door de inspanning een stevige wind
niet kon binnen houden! Gevolg:
onmiddellijke ineenstorting van de
bok…
Onzedelijk
Een ander amusant spelletje was
‘pik, olie of dik’. Dat werd met
z’n drieën gespeeld. Eén jongen of
meisje stond ruggelings tegen een
van de stenen zuiltjes, die langs het
schoolgebouw als een soort extra
afzetting waren geplaatst. Eén stond
gebogen met zijn of haar hoofd in de
gevouwen handen van de staander en
de derde was dan aan de beurt om op
de gebogen rug te gaan zitten, stak
een duim, een wijsvinger of een mid-
delvinger op en vroeg: “Pik, olie of
dik…!” Werd de juiste vinger goed
geraden, dan werd er gewisseld, bij
een fout antwoord mocht de springer
nog een keer.
Op een keer werden deze merkwaar-
dige woordjes opgevangen door een
leerkracht. Die meldde dit bij het
hoofd der school, wat tot gevolg had
dat het betreffende trio zich moest
melden in de leraarskamer, alwaar
de strenge vraag werd gesteld wat
dat voor onzedelijke praat was over
olie en een dikke pik…! Met enige
moeite werd uitleg gegeven aan een
aanvankelijk niet erg ontvankelijk
schoolhoofd…
Dun ijs
‘IJssie piepen’ was voor een aantal
jongens een spannende sport. Bij de
school aan de Taxusstraat waren slo-
ten, één direct rechts als je de school
verliet, en ook één aan de andere kant
van het grote plein voor het Libanon-
lyceum (of was het de Ramleh-hbs?)
die doorliep tot aan de Kralingse
Plaslaan. Die sloot werd uitgekozen
door een groep jongens van onze
school, die hand in hand in een rij
van de ene naar de andere kant over
het nog te dunne ijs holden. ‘Dros-
sen’ noemden we deze waaghalzerij.
IJsschotsen die aan elkaar gelijmd
leken, golfden op en neer onder de
stampende jongensbenen. Het werd
te gevaarlijk, maar één jongen, in
mijn hoofd speelt de naam Wim de
Winter, waagde zich nog een keer
over de ijsvloer. En ja hoor, hij zakte
erdoor. Geschreeuw en gegil.
Billenkoek
Een toevallig passerende man sprong
over het hek. Tot Wim zijn geluk
had de in het hoekhuis wonende
mevrouw het gekrijs gehoord: zij
verscheen op het terras voor haar
huis en gooide een lange stok met
ragebol naar de man, die hiermee
Wim naar de kant trok. Ik zie nog de
kletsnatte donkerbruine broek van
Wim. De redder sloeg vervolgens
Wim een paar keer hard op zijn bil-
len. Tot mijn verbijstering meende
ik dat Wim een pak op zijn donder
kreeg van een wildvreemde, maar na-
derhand vernam ik dat die kletsende
klappen werden gegeven om ‘de
schrik eruit te slaan’.
Triest
Ik weet niet meer of het in hetzelfde
schooljaar is gebeurd. Die gebeurte-
nis echter heeft bij ons allemaal in
de klas een gevoel van ontsteltenis
en een diepe indruk achtergelaten.
Wat de doodsoorzaak is geweest is
mij ontschoten, maar het feit dat wij
met de hele klas naar de Algemene
Begraafplaats Crooswijk zijn ge-
weest om een klasgenoot naar zijn
laatste rustplaats te begeleiden is iets
wat je toch altijd zal bijblijven. Ik
blijf denken dat het diezelfde Wim
de Winter is geweest. Misschien
zijn er nog mensen die mij kunnen
verzekeren of het nu wél of níet Wim
de Winter is geweest wiens leven op
zo’n trieste wijze al in zijn jeugd naar
de vergetelheid is verwezen.
Chris Bezooijen
010-4705768
Spelen op de Taxusstraat-mulo
De school van de heer Staal. Zó staat deze school nog steeds
in mijn herinnering gegrift. Mooie jaren, zeg ik nu achteraf. De
jaren zelf heb ik natuurlijk ervaren als een soort must, compleet
met leuke en minder plezierige dingen. De school was een chris-
telijke school, veel leerlingen kwamen uit kerkelijke gezinnen.
Ik ‘spreek’ nu over de jaren 1948 tot en met 1951. De heer Staal,
streng maar rechtvaardig, gaf als hoofdonderwijzer Franse les.
De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Dinsdag 15 april 2014
pagina 9
Een foto van de klasgenoten,met mijzelf in het midden,een hand onder mijn kin
De mulo in de Taxusstraat
Wie kende atleet Piet
Tessers?
In De Oud-Rotterdammer van 1
april staat een artikel getiteld
‘Rotterdam Atletiek begon met
cafélopen’. Ik vroeg me af of een
van de lezers zich mijn vader Piet
Tessers kan herinneren.
Hij was een hartstochtelijk lange afstands-
loper en heeft vóór en na de oorlog veel
wedstrijden gelopen en prijzen gewonnen.
Helaas heb ik daarvan vrijwel alles gemist.
Ik ben in april 1937 geboren op Zuid en
mijn vroegste herinnering gaat terug naar
de Utenhagestraat, waar mijn moeder, mijn
twee jaar oudere broer en ik onze vader
door oorlogsomstandigheden weinig gezien
hebben.
Toen ik nog op de kleuterschool zat, zijn
mijn ouders gescheiden en nadien heb ik
zelden contact gehad met mijn vader. Pas
op mijn 16e ben ik op mijn fietsie vanuit
Millingen a/d Rijn aan de Duitse grens
naar de Boudewijnstraat gefietst en heb
daar een half jaar bij mijn vader en zijn
gezin gewoond. Ik tekende daarna voor zes
jaar bij de marine en heb in 1955, toen wij
met Hr. Ms. De Zeven Provinciën aan de
Parkkade lagen, mijn vader zien lopen in de
Ronde van Crooswijk. Daarna heeft hij na
een niersteenoperatie nog één lange afstand
gelopen, die ik niet heb kunnen meemaken.
De foto is genomen tijdens de wedstrijd Den
Haag-Rotterdam, 25 kilometer, op 4 sep-
tember 1955, die mijn vader won. Hij heeft
zelf achterop de foto geschreven, P. Tessers
1 uur 36 minuten. Pa is de man met het
witte petje. Naast hem is L.Bontes. Hij werd
zevende. Ik meen in de man met zijn handen
in de zij Piet Lomé te herkennen, een goede
vriend van Pa. Omdat ik mijn vader voor
het laatst heb gezien tijdens de Ronde van
Crooswijk en de gezellige samenkomst in
het café met het gezin van Piet Lomé in de
Pijperstraat en ik hem sowieso heel mijn
leven heel erg heb gemist, vraag ik me af
of er misschien iemand is, bijvoorbeeld een
sportvriend, die iets over mijn vader kan
vertellen. Hij was behalve een sportman ook
een amateur-entertainer en dat heb ik uit
zijn genen meegekregen. Pa is, na nóg een
nieroperatie, door niervergiftiging overleden
op 2 februari 1956. Ik voer toen op zee. Ik
word op 17 april 77 jaar en het gemis van
mijn vader heeft me nooit losgelaten.
Joop Tessers
MASTENBROEK
UITVAARTVERZORGING
Met 25 jaar ervaring uw vertrouwen waard
Voor een persoonlijke en betaalbare uitvaart in de regio Rotterdam
Dag en nacht bereikbaar
0180 723204
Voor informatie kijk op
: