De Oud Rotterdammer Week 26 - page 1

Het was even wennen in 1962
in de vierde klas op de lagere
jongensschool in de Van Duyl-
straat. Meester Laurens stond
voor de klas met zijn hand op
mijn schouder en zei: “We krij-
gen er een nieuwe klasgenoot
bij. Zijn naam is Dick en hij
komt uit Canada. Hij spreekt
nog wel een beetje Neder-
lands, want hij heeft al eerder
in Rotterdam gewoond.”
Ik kreeg een plek toegewezen naast
Arthur, achteraf het intelligentste
en aardigste jongetje van de klas.
“Arthur”, zo zei meester Laurens, “is
je begeleider. Als je vragen hebt, moet
je bij hem zijn.” Arthur en ik zaten in
de middelste rij midden in de klas. Het
was wel even wennen in die houten
banken met schuine tafels en een
inktpotje.
Meester Laurens vroeg: “Vertel eens
Dick, heb je Nederlands gesproken,
toen je in Canada woonde?” Ik sprong
als een raket uit het houten bankje,
stootte mijn knie aan de schuine tafel
en stond even later zonder iets van de
pijn te laten merken kaarsrecht met
mijn armen strak langs mijn zijde en
zei: “Nee sir, wij spraken English at
home, eh thuis. Ik ken nog Dutch, om-
dat mijn oma mij elke week de Donald
Duck zendde.” Dit alles met een zwaar
Canadees accent.
Opstaan
De hele klas schaterlachte. Niet van-
wege het antwoord, maar vanwege het
onverwachte snelle opstaan om een
vraag te beantwoorden. Zo moest dat
nog, een paar weken geleden, op de
Montgomeryschool in Hamilton aan
de andere kant van de oceaan. Direct
na mijn antwoord zei meester Laurens
dat mijn Nederlands nog goed was. Ik
vloog direct weer overeind en zei luid
en duidelijk: “Thank you sir.” Meester
Laurens verbood de klas opnieuw te
lachen. De derde keer sloeg Arthur
een arm om me heen en drukte me
naar beneden, zodat de klas niet op-
nieuw in schaterlachen uitbarstte.
Wat een vreemd begin van een
schooldag. Er stond in het lokaal geen
vlag die een leerling ‘s morgens moest
hijsen, er stond bij de ingang geen
klasgenoot, die zijn of haar medeleer-
lingen welkom heette. Niemand zong
vooraf het volkslied, de leerlingen
bleven almaar zitten, zelfs als je de
meester antwoord gaf. Dit was een
nieuwe wereld. En het gekste
van alles was dat er alleen
jongens in de klas zaten. Waar
waren de meisjes?
Verborgen
Die zaten in de andere helft van de
school, met een dikke muur ertussen.
Hier in Rotterdam dus geen Jane in de
klas, waarop je verliefd kon worden.
Oh, mijn vriendinnetje Jane, het
dochtertje van onze rijke buurman de
tandarts, wat was ze ver weg.
Verlegenheid werd je in Canada
afgeleerd. Openbaar spreken stond
bijna dagelijks op het schoolrooster,
dus toen meester Laurens na een paar
dagen vroeg of ik iets uit een school-
boek wilde voorlezen, was dat geen
enkel probleem, schamen voor fouten
was een onbekend begrip. Meester
Laurens was tevreden, waarop ik zei:
“Mijnheer, ik heb een vraag, waarom
worden de meisjes voor ons verborgen
gehouden?”
De klas schaterde opnieuw. Vreemd,
er was niks fout, de zin was vooraf ge-
oefend en ik was netjes blijven zitten.
Meester Laurens, een fijne jonge vent,
leek even van zijn stuk gebracht en zei
toen: “Ik weet het zelf ook niet, ik zal
je vraag aan de regering doorgeven.”
Winter
Rotterdam begon te wennen, we ver-
huisden van de zolderkamer bij mijn
oma in de Rösener Manzstraat naar
een bovenwoning in de Da Costastraat
in Spangen. De winter viel in. Nou ja
winter, niks vergeleken met Canada
natuurlijk. Althans, dat dacht ik. Een
maand later wilde ik ijshockey spelen.
Alles was bevroren, de singels, de
Maas, zelfs de zee. Welke idioot had
mij wijsgemaakt dat winters hier niet
koud waren? We schaatsten in de
Spaanse Polder ‘achter Van Nelle’ op
een grote vierkante vijver.
In de Da Costastraat is toen de eerste
ijshockeyclub van Nederland opge-
richt. Naam? The Rotterdam Tigers.
De sticks timmerden we van hout
dat in elk huis op zolder lag voor het
aanmaken van de kolenkachels. De
puck was een met zand gevulde kous.
Al snel leerden we dat je geen harde
klap tegen de kous moest geven, want
dan brak de stick. Rotterdam werd
steeds leuker.
Sparta
Na de strengste winter ooit werd het
ijshockey ingeruild voor voetballen.
We voetbalden elke dag op het pleintje
voor het Kasteel, met het tramhuisje
voor de conducteurs en bestuurders
van de lijnen 16 en 10.
Voordat we naar Canada emigreerden
woonden we in de Aalscholverstraat
op zuid en was Feyenoord heilig. Nu
woonden we op een steenworp van
Het Kasteel. De jongenstribune voor
50 cent was om de twee weken onze
vaste zondagmiddagstek. Maar toen
bemachtigde mijn oom twee kaartjes
voor Feyenoord - Sparta en dacht mij
een plezier te doen door mij mee te
nemen naar mijn oude liefde.
Wat een beleving was het, terug te
zijn in die volle Kuip. We zaten hoog.
De spelers kwamen het veld op. Tony
van Ede, Tinus Bosselaar, keeper Van
Dijk, De Koning, Jannie Schilder, ik
herkende ze allemaal. Het werd uitein-
delijk 1 - 1. Mijn oom had medelijden.
“Jammer jongen, neem ik je mee naar
jouw Feyenoord en dan winnen ze niet
eens.”
“Nee oom, ik ben vanaf nu Spartaan,
die ken ik, zijn fijne guys.”
Vijftig jaar later vraag ik mij wel eens
af of die switch wel verstandig is
geweest.
Dirk Mellema
De Donald Duck als taalboek
De Oud
Dinsdag 24 juni 2014 . Jaargang 10, nr. 13
Deze week o.a.:
Paul Morak,
goochelaar
Pag. 3
Stem ook op
De Hef
Pag. 9
Een poes aan
boord
Pag. 11
KNVB-be-
stuurder Piet
Spelbrink
Pag. 23
De trams voor het Spartastadion.Rechts was een pleintje waarop werd gevoetbald.Foto uitgeverij Voet
Oplage: 122.000 ex.
KUNSTGEBIT ZOMERACTIE 
Gordelweg 152, Rotterdam, 010 ‐ 465 44 50  
SOPHIA
Bij inlevering van deze 
adverten�e, max. € 250,‐.
Tot 
31 juli 2014
 krijgt u bij 
een nieuw of vervangend 
kunstgebit of klikgebit uw 
EIGEN BIJDRAGE RETOUR! 
Een verwijzing van uw tandarts is niet nodig.
Herstel snel
dankzij
eiwitten
Zie de advertentie verderop
in deze krant
Stg. Jazz Festival Hillegersberg
27
t
/
m
29
juni
1 2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,...28
Powered by FlippingBook