De Oud Rotterdammer Week 10 - page 25

De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Dinsdag 3 maart 2015
pagina 25
opviel dat nogal eens dronken
mannen over straat waggelden. Er
waren toen veel meer cafés dan
nu. De foto van café De Klok op
de hoek van de Brielselaan en de
Hellevoetstraat, bracht veel herin-
neringen boven.
De Klok
Trouwens, de naam De Klok had te
maken met een klok op een stalen
constructie, die op tientallen meters
afstand op de kademuur van de
Maashaven stond. We hebben als
jongens er ontelbare uren onder
doorgebracht. Omdat er in het
artikel melding werd gemaakt van
winkels op Zuid, kwam bij mij het
verhaal over ‘kopen op de pof’
boven, wat in de naoorlogse jaren
veel gebeurde. ‘Op de pof kopen of
op de lat schrijven’ waren bekende
uitdrukkingen, die je vroeger nogal
eens hoorde. Het betekent ‘kopen,
zonder direct te betalen.’ Zeker in
de arme tijd, de befaamde jaren
dertig en de jaren na de Tweede
Wereldoorlog, kwam op de pof
kopen veel voor bij de winkelier
waar men de dagelijkse boodschap-
pen haalde.
Vertrouwen
Bij de melkboer, die langs de deur
kwam, was één keer per week
betalen heel gewoon. Hij noteerde
in z’n boekje wat je iedere keer
bij hem bestelde. Natuurlijk moest
je wel vertrouwen hebben in die
man, want ik denk dat de meeste
mensen niet precies bijhielden wat
ze bij hem kochten. Ik heb eens
gehoord van een melkboer die goed
kon hoofdrekenen en die maakte
er een sport van zo af en toe in een
bepaalde straat aan het eind van de
week vijf procent meer te rekenen.
Maar in een winkel lag dit toch iets
anders. Doorgaans was het direct
afrekenen, maar in een slechte
economische tijd werd er ook bij de
winkelier op de pof gekocht.
Kapper
Mijn vader had een winkel in
groenten en fruit en de naoorlogse
jaren waren voor sommige mensen
heel moeilijk. Natuurlijk was het
vaak ook een kwestie van niet
goed met geld kunnen omgaan. Ik
hoorde m’n vader dan wel zeggen:
‘Bij mij laten ze het opschrijven,
maar ze gaan wel elke week naar
de kapper’, of ‘Bij de banketbakker
zijn ze goeie klant en betalen hem
wel contant’.
Vaak stuurden klanten een kind met
een briefje met de boodschappen
erop en de mededeling ‘Graag even
opschrijven’. Vader noteerde het
in een boek en eens in de zoveel
tijd werd afgerekend. Soms werd
een betalingsregeling afgesproken.
Als jongen moest ik wekelijks bij
bepaalde adressen langs om daar
bijvoorbeeld twee kwartjes op te
halen. Ik had er een hekel aan, want
ze deden niet altijd even aardig als
je aanbelde en je kwam nota bene
om je eigen geld vragen.
Ik had een adres waarvan bekend
was dat de man dronk en dan
wat agressief kon zijn. Op een
keer stond de bewuste man in de
deuropening: ‘Wat mot je?’ Ik
zag dat hij niet helemaal vrij was
van alcohol. ‘Ik kom van Verheij,
de groenteboer, de twee kwartjes
ophalen.’
Daar wordt die kerel me toch
kwaad (niet op mij, hoor) en
schreeuwt woest naar binnen dat
het nu een keertje afgelopen moest
zijn met het maken van schulden
bij wie dan ook. Hij pakte z’n
portemonnee, haalt er drie kwartjes
uit en zei:’Twee voor je vader en
één voor jou.’
Cafetaria
Toen ik in de jaren zestig een
groentewinkel voor m’n oom be-
heerde, had ik twee vaste pofklan-
ten: de cafetaria naast mij, die ook
maaltijden aan Shell leverde en een
groot gezin. Trouwe klanten, dat
wél, maar soms liep de rekening
wel veertien dagen op en dan dacht
ik wel eens, nou wordt het bijpas-
sen in de kassa. Maar néé hoor, dan
ineens stond ze met haar man in
de winkel op zaterdag (hij werkte
als uitvoerder ergens in het land)
en betaalde alles. Ik ben nooit een
dubbeltje aan ze tekort gekomen.’’
Reageren:
“Wat een prachtig verhaal in RW’s mijmerZUIDhoekje over de Tarwebuurt in De Oud-Rotter-
dammer van 3 februari”, mailt Rinus Verheij, Weegakker 26 in Ermelo, cwmverhey@solcon.
nl “Ik herinner me in de Tarwebuurt een zekere Zeeuw (zo was zijn naam). Hij woonde met
z’n moeder. Hij had iets minder verstandelijke vermogens en liep altijd met de centenbak te
rammelen bij het draaiorgel dat wekelijks door de straat kwam. Aan het eind van de dag, als
de orgelmannen moe waren en een droge keel hadden, gingen ze meestal ergens hun dorst
lessen en dat liep voor Zeeuw vaak uit de hand.”
“Dan werd hij in benevelde toestand,
tussen twee mannen in, naar zijn
moeder gebracht. Hij was dan hele-
maal overstuur, het schuim stond op
zijn mond en daar was ik als jongen
een beetje bang voor. Wat mij ook
Gaesbeekstraat met rechts
een stukje van de Graaf van
Nassauschool voor lager onderwijs
in 1953
Op de pof en
op de lat
De stomp van korenmolen De Korenaar op de hoek van Katendrechtse Lagedijk en Hellevoetstraat in 1950
De hoek Hellevoetstraat en Brielselaan met het pand van huisarts Meijboom in 1953 met
daarachter molenstomp De Korenaar.Foto’s Jan Roovers/Arnoud Voet 2)
Dolle hond
doodgeschoten
Ik las in het vorige nummer het
verhaal over de Kralingse Plas
en hoe Han Karels daar dienst
deed. Mijn vader werkte ook bij
de politie en heeft een flink aantal
jaren dienst gedaan aan bureau
Boezemsingel.
Dat bureau leverde ook de bemensing voor
het bureautje aan de Kralingse Plas. Dit
was een laag, wit gebouw, waarin, naast de
politie, ook de EHBO zat. Het stond bij het
strandbad. Daar was ook een, met een lijn
aangegeven, ondiep gedeelte waar kinderen
in mochten. Badmeesters en -juffrouwen
hielden een oogje in het zeil, maar ook de
dienstdoende agent(en) hadden daar een
taak in. Als wij vrij van school hadden,
gingen mijn moeder, zusje en ik vaak naar
het strandbad om daar te spelen en zwem-
men. Dat gebeurde met openbaar vervoer
en ik weet nog dat er bij de Boezemlaan
(nabij het Langepad?) een voetgangersbrug
lag waarop het op sommige tijden drukker
was dan op zaterdagmiddag in het centrum,
met mensen en kinderen die zich allemaal
richting het bos of de plas haastten. Som-
mige kinderen konden niet wachten en
lieten zich vanaf de houten brugreling in het
water vallen. Het was daar altijd heel gezel-
lig en er gebeurde (relatief) weinig. Wat ik
mij wel herinner, was dat er op een gegeven
moment een hond was, voor zover ik mij
herinner een Doberman, die kennelijk dol
was geworden en vanuit het niets mensen,
maar ook kinderen, aanviel. Ik kan mij nog
steeds voor de geest halen hoe dat dier daar,
grommend, blaffend en bijtend in het rond
rende, met het schuim op de bek (Hoezo,
blaffende honden bijten niet…?). Mijn va-
der heeft toen, om erger te voorkomen, deze
hond met zijn dienstwapen afgeschoten. Dat
was even dikke paniek daar, vooral onder de
kinderen, maar met hulp van de volwasse-
nen was dat vrij snel over. Maar wel iets, dat
op mij, als kind, grote indruk heeft gemaakt.
Wim Broerse
06-24106249
Sophia
Kinderziekenhuis
Onlangs ben ik erachter gekomen
dat alle Oud-Rotterdam-kranten,
vanaf het begin, gelezen kunnen
worden op de laptop.
Inmiddels ben ik bij jaargang 8, nummer
36, over het Sophia Kinderziekenhuis.
Geboren met een schisis in de ergste vorm,
heb ik daar vanaf 1949 heel veel weken
doorgebracht en ik kan u zeggen: voor mij
was het iedere keer een feestje. Wat een
lieve artsen en verpleegkundigen. Toen ik
door werkzaamheden in de buurt was toen
het ziekenhuis gesloopt werd, heb ik aan
de overkant echt een poosje zitten huilen in
mijn auto.
Mw. M. Stokvis-Heijmans
1...,15,16,17,18,19,20,21,22,23,24 26,27,28,29,30,31,32
Powered by FlippingBook