De Oud Rotterdammer Week 34 - page 5

Het hart van de wijk, zo wordt dit plein ervaren. Een feestelijk plein, zo oogt het en zo was/is het ook.
De foto is van ver voor de renovatie in 2000. Natuurlijk werd er zeker in de jaren veertig tot tachtig veel
buiten gespeeld, er was ruimte en er kwamen veel jongens en meisjes op af. Op zaterdagavonden was het
vaak gezellig, met optredens op het podium in de muziektent. Op Koninginnedag was het er druk. Over-
dag verkochten de kinderen uit de buurt spulletjes die veelal op zolder lagen en ‘s avonds was het echt
feest. Ook de bevrijdingsfeesten waren een belevenis. Welke herinneringen heeft u aan het plein? Speelde
u er veel? Staat een van de optredens nog in uw geheugen gegrift? Stuur uw ervaringen naar kenjedit-
of naar postbus 113, 2910 AC Nieuwerkerk aan den IJssel.
“Het speelde ergens in de tweede helft van de
jaren vijftig. Ik zal zo’n tien of elf jaar geweest
zijn. Ik was een heel verlegen jongetje; als er
maar naar mij gekeken werd, bloosde ik al als
een vuurtoren. Zo groen als gras. Er was ook een
meisje, een leuk uitziend en aardig meisje. We
zaten al een paar jaar bij elkaar in opeenvolgende
klassen van de lagere school. Ook woonde zij bij
mij in de buurt. In die tijd en op die leeftijd werd
er niet gesproken over verkering. Dat was voor de
aard van de relatie toch een woord met een veel te
zware lading. Op school en op straat hadden we
het over ‘lopen met ……’
Ik vond kennelijk ineens, dat de band tussen
Hennie, want zo heette ze, en mij wat verdieping
nodig had. Dagelijks, nee, wekenlang wachtte
ik op het juiste moment en oefende ik de juiste
woorden. En toen ineens was de vraag eruit:
“Hennie…..wil je met me lopen?” Met een kop
als een boei en een dichtgesnoerde keel wachtte
ik op antwoord. “Jawel….”, zei ze wat schuchter
en in mij explodeerde een golf van vreugde en
geluk. Wat voelde ik mij stoer. Het heeft maar
korte tijd geduurd en het hield weinig meer in
dan voor haar opkomen als ze problemen had met
andere kinderen, mijn territorium verdedigen als
andere jongens te dichtbij kwamen en vooral het
gezamenlijk van en naar school lopen. Een echte
‘loopband’ dus. Het verwaterde en hield vanzelf
op. Maar vergeten doe je zoiets niet, toch…?
Vorig jaar begaf ik mij op het digitale sociale
netwerk Schoolbank.nl. En ja hoor….ook Hennie
bleek een deelnemer. Zou ik, zo’n dikke 55 jaar
later, nog eens proberen emailcontact met haar te
krijgen? Ik heb het gedaan, overigens met veel
minder moeite dan toen. Ze reageerde, wederom
wat afstandelijk en voorzichtig. Ik stuurde haar
enkele foto’s, waarop zij, ik en diverse andere
klasgenootjes afgebeeld stonden tijdens een
schoolreisje. Ik heb ze allemaal benoemd, met
naam en toenaam. Ze mailde terug, dat zij zich
uit haar lagere schoolperiode niets en niemand
meer kon herinneren. Ook mij niet, de vuurtoren-
casanova. Ik heb haar maar niet meer verteld dat
wij nog met elkaar gelopen hebben. Dit contact
duurde dus nog korter dan de ‘loopband’ van
toen. Een gloedvolle herinnering is vervlogen,
maar wat rest is toch een mooie herinnering.”
Jacques Tol was ook zo’n verlegen jongetje.
Meisjes waren wezens van een andere planeet,
waar je niets van wist.
“Het was vlak voor schooltijd op het ijs. We
zaten in de tweede klas en ik kreeg een hard roze
snoepje van haar. Ze heette Doortje Karreman.
Jeetje, wat was ik vreselijk verlegen. Soms
huilde ze wel eens in de klas en dat vond ik zo
verschrikkelijk. Ze haalde vaak haar vriendin, die
bij mij in de straat woonde, op om naar school te
gaan. Ik deed er alles aan om haar te zien, maar
haar aanspreken.... dat durfde ik niet.
Ze noemde mij een uitslover. Dat zal mijn gedrag
ongetwijfeld opgeroepen hebben. Haha, ik
stuurde haar in de vakantie een ansichtkaart en
kreeg er ook eentje terug, maar als ik haar dan
bij de kruidenier zag, durfde ik het er niet over te
hebben. Ik weet ook nog dat ze op 12 september
jarig was en elk jaar denk ik eraan als het die dag
is. Ik heb haar nooit meer gezien, maar dat roze
snoepje heeft wel zijn sporen nagelaten.”
Bep Hoogendijk had als meisje duidelijk minder
last van verlegenheid. Waren meisjes minder
verlegen? Ze genoot in ieder geval van haar
‘verkering’.
“Ik had voor het eerst ‘verkering’ op de lagere
school Bilderdijk in de Insulindestraat in Rot-
terdam. Mijn ‘vriendje’, Egbert Troost, kwam mij
elke dag halen en bracht mij thuis op de Schie-
kade, waar ik woonde. Ik was elf of twaalf jaar.
Heel leuk! Er was ook nog een tweeling (Breur?),
die iedere dag op hun buik door de ramen van
het souterrain naar binnen lagen te gluren om een
glimp van mij op te vangen. Ook erg leuk! Ik zou
ze best nog wel eens willen ontmoeten.”
Jan de Goede had er heel wat voor over om zijn
oogappel te leren kennen. Even leek het helemaal
fout te gaan, maar gelukkig was er een happy end
“Anja was begin jaren zestig het mooiste meisje
van de vijfde klas op de lagere school in de Van
Duylstraat. Ik wilde haar erg graag leren kennen,
maar er moest een grote horde worden genomen.
Het gebouw met de hoge klaslokalen was ver-
deeld in een jongens- en een meisjesschool. Links
was de meisjes-, rechts de jongensingang. Totaal
gescheiden werelden. Nooit zag je een jongen bij
de meisjes rondhangen of andersom. Wij speelden
vooral cowboytje en voetbalden, terwijl de
meisjes een spel speelden met elastiek rond hun
benen, waar ik niets van begreep. Ik bedacht een
plan. Ik zou haar stiekem na schooltijd achtervol-
gen om na te gaan waar ze woonde.
Misschien wel in de buurt van de Rösener Man-
zstraat, waar ik woonde. Als een echte cowboy
volgde ik haar, zonder dat ze het in de gaten had.
Maar wat een pech. Ze stapte in de tram, lijn 11
geloof ik. Zou ze dan zo ver weg wonen, dat ze
met de tram naar huis moest? Het antwoord op
die vraag kwam snel. Zoals vaak op zaterdag
zwierf ik over de markt in de Spanjaardstraat. En
wie liep daar ook rond? Juist ja, Anja. Maar wat
een ontgoocheling. Ze liep samen met een jongen,
die mij bekend voorkwam. Ik voetbalde wel eens
tegen de jongens uit zijn straat in Spangen.
Plotseling drong het tot me door dat ik hem nu
wel kon benaderen en zodoende haar toch een
beetje leerde kennen. Dat ging heel makkelijk.
Hij herkende mij ook en begon direct over voet-
bal. Hij was zondag in de Kuip geweest. Sparta
had met 0-1 van Feyenoord gewonnen en daar
raakte hij niet over uitgepraat. Totdat zij er ge-
noeg van kreeg. “Tom, kun je nou nergens anders
over praten dan voetbal?” Hij reageerde alert:
“Ga jij maar touwtje springen.” Vervolgens zei hij
dat niets zo irritant was als een zusje. Mijn hart
sprong open. Voordat hij weer verder over voetbal
kon praten, zei ik tegen haar: “Ik ken jou, je zit op
dezelfde school als ik, alleen dan bij de meisjes.”
Het was een tegenvaller dat zij mij niet herkende.
Met Tom maakte ik een afspraak dat onze straten
weer binnenkort achter Van Nelle tegen elkaar
zouden voetballen. “Kom jij dan kijken?” vroeg
ik. Ze moest er nog even over nadenken, ze hield
niet van voetbal. Inderdaad, dat had ze al laten
blijken. De maandag erop was ik heel vroeg op
school, in de hoop haar nog even te zien. Ze
kwam bijna te laat, maar zwaaide voordat ze naar
binnen ging. Mijn dag kon niet meer stuk. En
Anja kwam onverwacht naar het voetbal kijken
en genoot toen ik grote broer Tom eruit liep. Mijn
eerste zoen kreeg ik na afloop op mijn wang, toen
haar broer even niet keek. Om nooit te vergeten.
Ik zou haar nog wel eens willen ontmoeten.”
Hoofdredacteur Fred Wallast doet zelf ook een
duit in het zakje.
“Mijn eerste verliefdheid gold Martha van Dijk,
dochter van een huisarts op het Lisplein. Ik liep
tussen de middag met haar naar huis en gaf haar
spontaan een zoentje op de wang. De deceptie
was groot toen ik ‘s middags van haar zus hoorde
dat zij die wang langdurig had geboend met zeep.
Ik was voorlopig weer even genezen van die ‘rare
wezens’.”
Jongens en meisjes waren verlegen
Je eerste verkering, je eerste zoen, die vergeet je nooit meer. Dat blijkt ook uit de
reacties van de lezers. Gedetailleerd wordt vooral door de jongens hun verlegen-
heid beschreven. Ze durfden het vrouwelijk geslacht nauwelijks aan te kijken, laat
staan aan te spreken. Ze leefden in volstrekt gescheiden werelden, ook vaak nog
op school. Er waren meisjes- en jongensscholen. Kortom, ze leerden elkaar nau-
welijks kennen. Hoe met elkaar in contact te komen, als je je oog op een jongen
of meisje had laten vallen. Dat was voor velen een groot probleem. Bert Hoekman
weet nog precies hoe hij zijn eerste ‘verkering’ ervoer. Vooral de vraag of ze met
hem wilde ‘lopen’ was een hele overwinning.
De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Dinsdag 18 augustus 2015
pagina 5
89
Ken je dit nog?
91
Nr.
Nr.
1,2,3,4 6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,...24
Powered by FlippingBook