De Oud Rotterdammer Week 04 - page 21

Met mijn vriendjes Tijmen Ketting,
Henkie Barth en Hennie Kramer
speelde ik vaak op het plein. We haal-
den er allerlei kattenkwaad uit. Waren
we moe, dan gingen we rondom de
lantaarnpaal zitten die in het midden
van het pleintje stond, als oude man-
netjes, of we zaten op de vensterbank
van het Warenhuis, waar ze van dat
heerlijke zoethout verkochten voor
twee of drie cent.
Later verlegden we onze blik. Een
paar straten verderop liepen de spoor-
rails die allerlei goederen vanuit de
havens Heijplaat af voerden. Steen-
kool, ijzer- en zwavelerts, noem maar
op. Ik mocht daar niet komen van mijn
ouders, maar ja……….. Afgezet was
er niets in die jaren. Ik, zes jaar oud,
heb het dan over 1948.
Rangeerterrein
Zo rende ik dus toch mee met mijn
vriendjes op een middag naar het
rangeerterrein aan de Rondolaan,
waar de geladen wagons soms dagen
achtereen stonden. Deden tikkertje en
verstoppertje met de grotere jongens.
Klommen op de wagons, verstopten
ons achter de wielen, renden als kleine
aapjes onder de wagons door. De grote
jongens deden echt stoere dingen in
onze ogen: ze klommen helemaal
bovenop de kolen die als zwarte pira-
mides boven de randen van de wagons
uittorenden, namen een aanloop en
sprongen dan zo naar de volgende
wagon. Je zag ze achter elkaar boven
je hoofd heenflitsen. Kaplaarzen en
smoezelige blote benen.
De jongens waarschuwden ons wel,
dat, als we onder een wagon zaten
en we hoorden een geweldige bons
boven ons hoofd, we als de gesmeerde
bliksem onder de wagens vandaan
moesten: er stond dan een locomotief
klaar om de hele rij te gaan weg-
trekken. Eronder blijven zitten was
levensgevaarlijk !
Zodra de trein langzaam begon te
rijden sprongen we er allemaal weer
op en reden dan mee tot de speeltuin
van Heijplaat. De een na de ander
liet zich er dan afvallen en we wilden
daar gaan spelen. Maar zo gemak-
kelijk ging dat niet. Bij elke trein die
passeerde deed beheerder Brouwer de
poort van de tuin op slot. Kinderen die
al binnen waren, moesten wachten tot
de rangeertrein voorbij was. Dus toen
wij binnengelaten werden, kregen we
eerst een stevige vermaning en dat
het ‘spelen met je leven was’ wat wij
deden.
Broederlijk
Later op de middag waren we weer
waar we begonnen waren. De groep
was eerder groter dan kleiner gewor-
den. Christelijke en Openbare School,
-- alles speelde nu broederlijk met
elkaar, zonder onderlinge ruzietjes.
Ik zat onder een wagon, achter een
wiel, toen er ineens geroepen werd:
‘Een juut ! Een juut ! ‘ Overal om
mij heen stoven benen en armen weg.
Tijmen en Henkie, die ook bij mij on-
der de wagon zaten, namen een sprint
naar links, ik naar rechts en daardoor
knalde ik keihard tegen een wissel.
Hinkte nog even door en hoorde toen:
‘Zo, kom jij maar eens hier !’
Vlakbij me stond een lange agent, fiets
aan de hand. Donkerblauw uniform. ‘t
Zag er dreigend uit. ‘t Was Hijmans,
onze dorpsagent.
‘Zo, wie hebben we hier dan wel ?’
Ik moest mijn naam vertellen en zeg-
gen waar ik woonde. Hij zag ook dat
ik bijna niet meer kon lopen (Mis-
schien dacht hij wel: daar staat een
bron van ellende voor de toekomst!).
“Jongetje, jij gaat bij mij achterop en
ik breng jou thuis.”
Preek
Bij Hijmans achterop fietsten we zo
naar Vestaplein 3b. Wij woonden toen
op een bovenhuis. De agent belde
aan, mijn moeder hevig geschrok-
ken, bonkte naar beneden, gordijntjes
gingen links en rechts op een kier.
Hoofden van buurvrouwen, die weer
schielijk verdwenen. Wat zou dat knul-
letje van Van der Stoep uitgespookt
hebben? Een agent brengt hem thuis!
Mijn moeder kreeg een pedagogische
preek over zich uitgestort: beter op je
kroost letten! Het leek bijna of zij de
schuldige was. Ik, met mijn opgezette
knie, leek het slachtoffer. Ze was er de
rest van de middag beduusd van.
Toen mijn vader om vijf uur uit de
RDM thuiskwam, moest hij er een
beetje om glimlachen, pakte ‘de Rot-
terdammer’ en was al snel in de krant
verdiept.
‘s Avonds las hij me voor uit ‘Opa Bol
van de IJzeren Knol’ en de ‘Apenstre-
ken van Bobbie’. Allebei verhalen die
wel iets te maken hadden met wat ik
die middag had meegemaakt.
Zelf denk ik, nu, ruim 67 jaar later: die
agent pakte het zo slecht nog niet aan.
Als dorpsagent kende hij z’n pap-
penheimers wel en …….hij straalde
gezag uit.
Bij het woord ‘juut’ alleen al stoof de
hele groep uiteen. Kom daar nu nog
maar eens om!
En ik? ‘k Heb nooit meer onder
wagons gespeeld, wel erop en er-
bij………….
Arie van der Stoep
Schiermonnikoog
Hanneke van Kooten is genomineerd
als Zakenvrouw van het Jaar 2016
van de Hoeksche Waard vanwege
haar prestaties als manager van Van
Kooten Tuin & Buitenleven.
Gevaarlijk spel bij kolenwagons
‘Een leven lang aan het Flo-
raplein………..’, zingt Willeke
Alberti, over een Amsterdams
plein uit haar jeugd. ‘Dag huis,
dag lieve oude woning……..’.
Zelf ben ik geboren op het
Vestaplein, in Rotterdam-
Heijplaat. Bezingen zou ik dit
pleintje zeker niet, hooguit
erover neuriën, zo klein is het.
Maar, het gaf je als klein kind
wel het gevoel van bescher-
ming, geborgenheid.
De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Dinsdag 26 januari 2016
pagina 21
De kolenwagons stonden aan de Rondolaan gerangeerd (foto Voet)
Het was gevaarlijk spelen bij de kolenwagons
Wat gebeurde er
met oom Pam?
De oudste broer van mijn
vader stierf 1 februari 1922 op
29-jarige leeftijd in New York.
Officieel heette hij Salomo,
maar hij werd in de familie
Pam genoemd. In de New York
Times echter Charles de Wolf.
Hij kwam volgens mijn moeder om
bij een schietpartij in een café. Als
kind denk je dan aan gangsters en hoe
kwam die oom in New York. Met mijn
vrouw bezocht ik in de jaren 80 een
oud-Rotterdammer ( Steven Hogedijk-
straat) in Sacramento Californië. Mijn
oom kwam ter sprake en ineens kregen
we een idee. Die schietpartij moet in
de krant gestaan hebben en natuurlijk
in de New York Times. We belden
naar een universiteit of ze daar ook de
New York Times van 1922 hadden.
Die hadden ze inderdaad op microfilm.
En ja, in de krant van 1 februari 1922
stond het hele verhaal. Op privacy werd
in die tijd niet gelet. Alle betrokkenen
worden met volledige naam en adres
genoemd. Op 31 januari 1922, ca. 01.30
uur, wilden twee mannen nog wat eten
in het souterrainrestaurant van Harry
Baker, 1.459 Third-Avenue. De kelner,
mijn oom, zei dat de keuken al gesloten
was. Een van hen trok een pistool en
schoot mijn oom in zijn onderlichaam
en toen hij op de grond lag in zijn rug.
Op het geluid van de schoten kwamen
twee politie-agenten de trap af en ar-
resteerden beide mannen. Mijn oom is
die avond nog in het hospitaal aan zijn
verwondingen bezweken. Mijn vrouw
en ik zijn in 1990 gaan kijken waar
mijn oom geleefd had. Eerst naar de
straat waar hij had gewoond. Aan de
434 East 73 street waren alle huizen
nog aanwezig, op drie na. Daar was een
nieuw flatje gekomen. Uitgerekend zijn
huis was weg. Toen naar het voormalig
restaurant. Dat was nu een tweedehands
winkel. De eigenaresse wist dat het het
een restaurant geweest was en liet ons
op de eerste verdieping de nog intacte
dansvloer zien. Van de schietpartij wist
ze echter niets. Op Ellis Island ontdekte
ik dat hij met het stoomschip Kendra
op 4 juni 1917 uit Cardiff in New York
was aangekomen. Hij had als stoker zijn
overtocht betaald.
De dader, Thomas Gilmartin, oud 21
jaar, kreeg 10 tot 20 jaar gevangenis-
straf. Interesse voor het krantenartikel?
Log in op archief New-York Times.
Geef als datum 02-01-1922.
Search voor Charles de Wolf.
L.A. de Wolf
1...,11,12,13,14,15,16,17,18,19,20 22,23,24,25,26,27,28
Powered by FlippingBook