De Oud Rotterdammer Week 48 - page 3

ochtend het moment aanbrak dat zij
dachten: “O ja, ik moet mijn gebit
nog in doen” werd het doosje Ivorol
tandpasta van de keukenplank gepakt
alsmede een versleten tandenborstel.
Deze werd in het doosje gedoopt
en zo werd het plastic, zoals ik het
kwalificeerde, van rookaanslag en
andere ongeregeldheden ontdaan. Als
ik mijn tanden ging poetsen moest ik,
net als mijn ouders, mijn tandenborstel
in het zelfde doosje deppen om aan de
dagelijkse (hygiëne) te voldoen. En
‘s avonds, bij het naar bed gaan, werd
er een flinke lepel Sanastol levertraan
(figuurlijk gesproken) door je strot
geduwd. Wat een tijd!
Zilvershag
Mijn ouders waren verwoede rokers.
Gezamenlijk draaiden zij van pakjes
lichte Zilvershag shagjes en als er 50
stuks uit een pakje gehaald werden,
vonden zij zich spekkopers. Later,
toen het financieel beter ging, werd
overgestapt naar pakjes sigaretten.
Full Speed was hun favoriete merk;
ook van mij trouwens, want de bin-
nendoosjes bevatten autoplaatjes die
ik fanatiek verzamelde. In een mum
van tijd had ik diverse albums vol.
Paul Vlaanderen
Luisteren naar de radio was bij ons
thuis geregeld met PTT radiodistri-
butie draadomroep; een grijs kastje
aan de muur met twee knopjes en een
aparte luidspreker. Met één knopje
kon je, storingvrij, vier zenders kie-
zen. Met het andere knopje kon je het
geluid regelen en dat was het. Voor het
hoorspel van Paul Vlaanderen bleef je
doorgaans thuis. Van deze spannende
serie wilde je niets missen, evenals
van het amusementsprogramma, de fa-
milie Doorsnee. De familie ‘s avonds
zat genoeglijk aan de eetkamertafel
tijdens een potje jokeren naar de
Bonte Dinsdagavondtrein te luisteren.
Ondertussen genietend van een kopje
pruttelkoffie met, als het meezat, een
boterbiesje. De jeugdigen kregen een
glaasje ranja en wat schuimpjes.
Boodschappenbriefje
Zelfstandigheid was een pre in onze
familie. Sokken en kniekousen stopte
ik met enige regelmaat zelf en ook
knoopjes aan overhemden zetten
was geen uitzondering of schoenen
poetsen met Erdal schoensmeer. In de
wínter deed ik dit bij voorkeur voor
de warme kachel, als er niet toeval-
lig een opvouwbaar houten rekje
met wasgoed voor stond natuurlijk.
Regelmatig werd ik er op uit gestuurd
om een boodschap te doen. Als ik
meende aan de beurt te zijn, stond ik
met het boodschappenbriefje achter de
veel te hoge toonbank te zwaaien om
de aandacht van de verkoper/verkoop-
ster te trekken en als de boodschap een
stukje vlees of een onsje worst betrof,
kwam steevast de vraag: “Keesje…
mag het ietsje meer zijn?” Ik knikte
dan bevestigend. Mijn beloning was
een plakje worst. Bij thuiskomst sprak
mijn moeder mij dan vermanend toe
met de mededeling: “Volgende keer
zeg je maar, vandaag niet slager.”
Gepast geld meegeven was ook een
optie geweest natuurlijk.
Houten blokjes
Ik had een tweedehands jongensfiets.
Houten blokjes op de pedalen zorgden
dat ik comfortabel door de straten van
Spangen kon fietsen. Mijn vader had
het genoegen, als ik wilde fietsen, de
fiets een trap naar beneden te mogen
sjouwen en als ik genoeg van het
fietsen had, weer naar boven.
Onze speelse activiteiten bestonden
uit hoepelen, tollen, bokje springen,
putjeloop of schuilee (verstoppertje)
spelen. Thuis las ik in mijn vrije tijd
stripverhalen van Dick Bos, Kapitein
Rob en Akim. Kruimeltje en de serie
van Arendsoog waren mijn favoriete
leesboeken. Handenarbeid bestond
uit vele meters punniken en, indien
voorradig, het slopen van oude radio’s.
Lampen, weerstanden en condensa-
tors sorteerde ik en borg ik op om ze
daarna niet meer te gebruiken.
Koetjesreep
Onderweg naar school kwam je altijd
wel een waterstoker tegen waar je,
als je een stuiver of een paar centen
van thuis had meegekregen, ulevellen,
geluktoffees of een koetjesreep kon
kopen. Ook kwam ik vaak langs een
bakkerij, in de Jacob Catsstraat; daar
was een puntzak koekkruimels snel
gekocht en nog sneller verorberd. Als
ik nu in het winkelcentrum aan een
softijsje loop te lurken, zie ik nog de
ijskarren van Jamin en de RMI door
de straten van Rotterdam rijden. Jamin
verkocht een dubbeldik ijsje voor tien
cent en een dubbeldik ijsje met een
laagje chocolade voor vijftien cent.
RMI hanteerde dezelfde prijzen, maar
die ijsjes waren iets kleiner. Dit, beste
50 plussers, waren zo de mijmeringen
van een oldtimer. Hebben jullie iets
herkenbaars gelezen?
A.C. van Dijk (Kees)
Mijmeringen van een oldtimer
Naarmate het steeds vaker
tot mij doordringt dat ik meer
tijd achter mij heb liggen dan
voor mij, roepen soms voor-
werpen en gedachten zo maar
leuke of minder leuke herin-
neringen bij mij op.
Bijvoorbeeld bij het tandenpoetsen.
Tandenknarsend word ik dan herin-
nerd aan het feit dat het kunstgebit
van beide ouders ‘s avonds, voor het
slapen gaan, in een glas water op het
aanrecht werd gezet en als de andere
CCtje
c
foto burosolo.nl
C
ox
C
olumn
prettig bericht.
Want ik weet niet of het u wel eens op-
gevallen is, maar de mensen luisteren
niet meer zo gemakkelijk. En dat komt
door die artiesten met hun geluidsband,
alles lekker op tien afstellen en brullen
maar. Twee weken geleden was ik weer
eens op zo’n bijeenkomst, en dan staan
er een paar ‘zangers’ te tetteren, horen
en zien vergaat je, je kunt mekaar niet
verstaan en trouwens de optredenden
ook niet vanwege de orkaan van geluid.
Niemand vindt er iets aan, maar het ge-
beurt toch. Dat heeft niets met optreden
te maken, lieve mensen. Een optreden
moet zo boeiend zijn dat de mensen er
ademloos naar gaan zitten luisteren.
Daarom begrijp ik ook al dat meege-
zing niet tijdens een ‘concert’. Ik heb in
mijn leven twee keer Frank Sinatra zien
en horen optreden. Alle classics, I’ve
got you under my skin, My way, Nancy
with the laughing face komen gelukkig
voorbij, en dan ga je toch niet mee zit-
ten zingen? Ik niet tenminste.
Simone zong prachtig en elke let-
tergreep en elke klinker en medeklinker
was te verstaan, en de mensen waren
begeesterd.
Ik zie haar nog komen. In ‘77 maakte
ik mijn eerste soloprogramma, ‘Nie-
mand weet dat ik Repelsteeltje heet’,
met Joop van den Ende als producent.
We dachten dat het leuk zou zijn als ik
vier meiden om mij heen zou hebben.
Dat geeft allerlei mogelijkheden op het
toneel. Wij organiseerden een auditie
en daar kwamen zo’n veertig dames op
af. Simone, die nog op de theaterschool
zat en achttien jaar was, stak er met
kop en schouder boven uit. Samen met
nog een andere niet afgestudeerde, Le-
oni Jansen. Aan de andere twee had ik
niet zoveel, maar voor Simone en Le-
oni schreven Jan Boerstoel en ik onder
andere het lied ‘Hou je nog een beetje
vamme?’ Zo’n lied, gezongen door
twee mooie meiden, dat was tamelijk
vooruitstrevend voor die tijd. Het jaar
daarop maakten wij het programma
‘Steilewandrace’ en ging ik met die
twee verder. In die tijd speelden we
nog meer dan honderd voorstellingen
per seizoen.
Begin jaren tachtig maakten wij een
ludiek tv-programma over de Neder-
landse taal, ‘de Taalstraat’, met teksten
van onder anderen Willem Wilmink
en muziek van Harry Bannink, en daar
haalde ik Simone ook bij. Achteraf
besef je pas wat een verrukking het
was met zulke getalenteerde mensen te
mogen werken. We hebben er nog een
paar lp’s mee gevuld.
Ik ben Simone altijd blijven volgen,
geboeid als ik was door haar unieke
talent. Zij kan prachtig zingen, gewel-
dig goed dansen en is een harde en
gedisciplineerde werker, en toen zij
eenmaal in de Van den Ende- fabriek
was opgenomen, heeft zij dat ook al-
lemaal mogen doen en laten zien.
Tot mijn verrassing zong zij op ge-
noemde avond ook een tekst van mij,
‘Voor mijn dochtertje’, een vertaling
van een Aznavour-chanson. Haar eigen
kind is zij bij de geboorte helaas kwijt
geraakt, maar, zoals zij vertelde, als
een van de weinige vrouwen kan zij
heel goed met de zaal praten, zou het
nu achttien jaar zijn geweest, en het
lied gaat erover dat je op een dag van je
kind afscheid moet nemen, omdat het
zijn eigen leven gaat leiden:
“Oh schat er komt een dag, ik moet er
niet aan denken,
Het leven zal je wenken en dan zeg je
ons gedag…”
Dat waren een aantal zeer indrukwek-
kende minuten en ik zwol van trots.
Simone Kleinsma
Vorige week bezocht ik een
voorstelling van Simone
Kleinsma in een uitverkocht
Oude Luxor. Zij zingt een
programma met een twintig-
tal prachtige liedjes, begeleid
door een sublieme pianist,
eigenlijk heel sober, en het
doet mij veel goed dat de
mensen daar kennelijk nog
volop belangstelling voor heb-
ben. Dat is bij alle opgeblazen
flauwekul die het publiek ook
voorgeschoteld krijgt een
De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Dinsdag 29 november 2016
pagina 3
Hoorspel Paul Vlaanderen
1,2 4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,...28
Powered by FlippingBook