De Oud Rotterdammer Week 10 - page 7

De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Mijn zoon gaat samenwonen en wil met
zijn vriend een huis kopen. Wij overwe-
gen hieraan bij te dragen, maar ik twijfel
nog over die vriend.
Uw gevoelens van twijfel kan ik he-
laas niet wegnemen. Ik kan u hooguit
adviseren aan te dringen toch vooral
iets op papier te laten zetten. Het is
volstrekt natuurlijk enthousiast te zijn
wanneer je het ouderlijk huis verlaat
om samen romantisch een nestje te
bouwen. De keerzijde wordt later
merkbaar als de relatie mogelijk spaak
loopt of ruzie ontstaat over de finan-
ciën. Een van de twistpunten is dan
meestal de hypotheek en de aflossing
ervan. Zo zal de bank beider inkomens
meenemen bij de aanvraag, maar nog
altijd ieder individueel aansprakelijk
stellen voor de volledige hypotheek.
Wanneer een der partners financieel
terugslag heeft en problemen heeft aan
de aflossing bij te dragen, zal de ander
daarvoor extra moeten opdraaien. Een
ander knelpunt zien we in de praktijk
als de relatie schipbreuk lijdt. Dan
moet er iemand of uitgekocht worden
of op z’n minst tegemoet gekomen
worden via een verdeling. Wanneer
niemand dan wat heeft vastgelegd, zal
men uitgaan van een fifty-fifty ver-
deelsleutel. Dat is in uw situatie niet
helemaal eerlijk. Ik adviseer uw zoon
in elk geval een samenlevingscontract
te laten opstellen.
Ik heb kind noch kraai. Waarom zou ik
dan nog een testament laten opstellen?
In het algemeen geldt dat men een
testament laat opstellen om zelf te
bepalen wie wel of niet gaan erven.
Daarnaast biedt een testament moge-
lijkheden zoveel mogelijk erfbelasting
te besparen voor de erfgenamen. Aan-
gezien dit voor u niet zo belangrijk
is, lijkt een testament opstellen een
verspilling van geld en moeite. Toch
is ook in uw situatie een testament
handig. Het bespaart veel moeite met
het zoeken naar verre verwanten als
neven en nichten. Een kostbare actie
die veel tijd in beslag neemt.
Een rustig levenseinde
Maar wat ik u ter overweging wil
meegeven is dat een testament u veel
rust kan brengen. Het helpt u uw leven
af te ronden en verschaft u de zeker-
heid dat uw huishouden en spullen
netjes zullen worden afgehandeld, al
dan niet richting het door u gewenste
goede doel. U kunt erin immers
iemand aanwijzen die uw boedel op
vertrouwde wijze gaat afhandelen, de
executeur.
Mijn moeder zit na een TIA in een
verzorgingshuis. Nu doe ik al jaren haar
financiën. Wat kan en mag ik nu nog
doen?
Normaliter is de ruimte om iemands
zaken af te handelen beperkt tot wat
u formeel heeft laten vastleggen.
Als u niets geregeld heeft, zullen uw
mogelijkheden inderdaad niet verder
reiken dan tot het doen van betalingen.
Een belastingaangifte? Een woning
verkopen? Nee, dergelijke (rechts)
handelingen zijn niet mogelijk. De
gezondheid van uw moeder is mij
natuurlijk onbekend, maar mocht zij
haar wilsbekwaamheid hebben verlo-
ren, dan zit er voor u niks anders op
dan een gang naar de rechter. U zult
daar een onderbewindstelling moeten
aanvragen. Als zij nog redelijk scherp
van geest is, wil ik u adviseren in elk
geval door uw notaris een volmacht
te laten opstellen. Daarin kan uw
moeder exact laten vastleggen wat zij
u wel en niet wil toevertrouwen. Nog
beter is een levenstestament. Dat biedt
als extra toegevoegde waarde een
medische paragraaf, waarin wensen tot
behandelduur en passieve euthanasie
kunnen worden vastgelegd.
Ik wil dat mijn kinderen verantwoord
met mijn nalatenschap omgaan. Wat kan
ik doen?
Wel, als uw kinderen nog jong zijn,
zou u in uw testament een bewind-
voerder kunnen aanstellen. Iemand
die na uw overlijden alle voor hen be-
stemde erfdelen gaat beheren en erop
toeziet dat uw geld geen ongewenste
bestemmingen krijgt. Bij elk plan tot
aankoop zal men de bewindvoerder
moeten vragen om toestemming. Als
uw kinderen meerderjarig zijn, kunt u
helaas niks doen aan hun consumptie-
patroon. Eventueel zou u kunnen over-
wegen een legaat in uw testament te
laten opnemen met daaraan gekoppeld
een uitbetalingsregeling. De erfdelen
komen dan gespreid in handen van uw
erfgenamen. De kans dat alles verbrast
wordt, is op die manier alweer aan-
merkelijk kleiner.
Ook een vraag voor de notaris? Stel
uw vraag en krijg direct antwoord.
Gratis en vrijblijvend. Mail uw vraag
naar
of bel 010-
7671700.
In de jaren ‘60 en ‘70 werden de
uitkeringen extra verhoogd. In 1974
werd de AOW gekoppeld aan het mi-
nimumloon. Het minimumloon volgt
de loonontwikkeling van de CAO’s.
De bedoeling was dat de AOW
daarmee welvaartsvast werd, want het
minimumloon is ook welvaartsvast.
Dat was de theorie achter de koppe-
ling. Wat is nu in de werkelijkheid
gebeurd.
De loonstijging voor alle werknemers
heeft twee componenten. Allereerst
de algemene loonstijging, zoals
vastgelegd in de CAO´s en verder als
tweede de incidentele verhogingen
voor individuele werknemers. In
de afgelopen twee decennia was de
algemene loonstijging iets meer dan
de prijsinflatie. Werkgevers hebben
in die periode steeds vaker gekozen
incidentele verhogingen te geven en
bij voorkeur een lagere algemene
loonstijging. Daarom zijn de CAO-
lonen ook niet zo hard gestegen als het
BNI (Bruto Nationaal Inkomen).
Gezinnen hebben in die periode min-
der profijt gehad van de economische
groei. Het aandeel van de gezinnen
in het Bruto Nationaal Inkomen daalt
daarom ook. In 1987 was dit aandeel
nog 54 procent, daarna in 1997 52
procent en in 2002 51 procent. In
2012 was dit aandeel gedaald tot 45%.
Deze daling is na 2012 niet opgehou-
den. Indien de gezinnen wel hadden
meegedeeld in de economische groei,
waren gezinnen in 2012 circa 17
procent rijker geweest. Het aandeel
van het bedrijfsleven in de BNI is
daarentegen met name de afgelopen
15 jaar hard gegroeid. In 1987 nog 3
procent, daarna in 1997 5 procent, in
2002 6 procent en uiteindelijk in 2012
10 procent van het BNI.
Omdat de CAO-lonen slechts iets
harder stegen dan de inflatie, steeg het
minimumloon ook beperkt. Daarmee
is de hoogte van de AOW uitkeringen
wegens deze koppeling met het mini-
mumloon ook niet zo hard gestegen
als het BNI. Het aantal personen, dat
AOW ontvangt is in al die jaren wel
gegroeid. In de jaren 1945 tot en met
1949 werden heel veel kinderen gebo-
ren. Het gevolg is dat in de afgelopen
vijf jaren het aantal personen met een
AOW-uitkering flink is gestegen. Toch
zijn de AOW-uitgaven in de afgelopen
decennia als percentage in het BNI
redelijk stabiel gebleven. In de jaren
´80 en ´90 van de vorige eeuw was dit
5,9 procent, daarna daalde dit tot 5,2
procent in de jaren 2000 tot 2012. In
2015 was dit percentage gestegen tot
5,5 procent.
De toekomstige stijging is ook
afhankelijk hoe hard de CAO-lonen
zullen stijgen. Het CPB heeft in een
recente notitie voor de aankomende 60
jaren een loonstijging van 1,4 procent
en een prijsinflatie van 1,34 procent
verondersteld. Dan zullen de CAO-
lonen nauwelijks harder stijgen dan de
prijzen. Het aandeel van de gezinnen
in het BNI zal dan verder dalen. Ook
de AOW-uitgaven stijgen dan niet zo
sterk.
Vreemd is dat het CPB over het zelfde
onderwerp, namelijk de loonstij-
ging, in dezelfde tijd in twee notities
verschillende standpunten heeft. In die
andere notitie heeft het CPB geschre-
ven dat de CAO-lonen gelijk zullen
stijgen met de economische groei.
Het minimumloon en de hoogte van
de AOW-uitkeringen zullen dan ook
harder stijgen.
Het CPB heeft helaas de gewoonte de
aannames, die het CPB hanteert, niet
duidelijk te vermelden en te verklaren
waarom deze aannames zijn gekozen.
Het CPB had ook de stijging in de
toekomstige AOW-uitgaven in drie va-
rianten kunnen uitrekenen. De eerste
variant is dat het minimumloon alleen
stijgt met de CAO-lonen, die iets har-
der stijgen dan de prijzen. De tweede
variant zou zijn dat het minimumloon
stijgt met de CAO-lonen en de inci-
dentele verhogingen. De derde variant
zou zijn dat het minimumloon groeit
in hetzelfde tempo als het BNI.
De discussie over de verhoging of
verlaging van de leeftijd, waarop de
AOW ingaat zou erg geholpen zijn,
indien het CPB transparant is over de
gekozen aannames bij de berekenin-
gen. Uiteindelijk betaalt de samen-
leving de kosten van het CPB, dan
moet het CPB ook transparant zijn en
verantwoording aan die samenleving
afleggen over hun uitkomsten van de
gemaakte berekeningen.
Dinsdag 7 maart 2017
pagina 7
Het onderwerp van de bijdrage van de NBP is deze week de discussie over de leeftijd, waarop de
AOW ingaat. Belangrijk in deze discussie, eigenlijk zoals altijd, is de feiten en aannames duidelijk te
presenteren. In 1957 werd de AOW ingevoerd en iedereen, die rechtmatig verbleef in Nederland moest
deelnemen, aan deze volksverzekering.
1,2,3,4,5,6 8,9,10,11,12,13,14,15,16,17,...32
Powered by FlippingBook