De Oud Rotterdammer Week 18 - page 21

Herdenking
Wij woonden in de Jan Sonjestraat 30
A. Het bovenhuis. Ik ben geboren in
1934. Beneden ons, op 30 B, woonde
een joodse familie. De familie Wachs-
man. Een gezin met twee kinderen
van mijn leeftijd. Benno, geboren op
23 augustus 1933 en Itjoe, geboren op
16 september 1935. Benno was mijn
vriendje. We speelden samen en soms
mocht ik mee eten. Grote matzes. We
konden met de hele familie bij hen
in de kelder schuilen als de bommen
vielen. Als we samen gingen lezen in
zijn ‘Bijbel’, deed hij zijn keppeltje
op. Ik knoopte dan een zakdoek op
mijn hoofd. We speelden veel buiten,
met veel vriendjes, tot 7 uur. Dan
kwam zijn moeder naar buiten, klapte
in haar handen, en riep: “Benno, Itjoe,
binnen komen, IES KENOEG FOR
FANDAAG.” Tot die ochtend in 1943,
‘s morgens om 5 uur. Toen zijn ze
weggehaald. Wat heb ik gehuild. Itjoe,
de jongste, was een blond jongetje.
Mijn ouders boden aan hem onder
te brengen bij familie in Limburg.
Ze deden dat niet, omdat de moffen
hadden gezegd, dat de gezinnen bij
elkaar moesten blijven. Dat was beter
voor de eindbestemming. Samen zijn
en werken. De eindbestemming was
Sobibor. Ze zijn daar omgebracht
30 april 1943. We blijven aan hen
denken.
Frans Kofflard
Cor de Wijs was mijn redder
In de jaren voor de oorlog, dus voor
1940, woonde ik in Kralingen in
Rotterdam. Ik had een boezemvrien-
dinnetje, Hennie van Esseveldt en
we zaten op de kleuterschool aan
de Speelmanstraat. Later gingen wij
naar de school aan de IJsclubstraat,
waar ook Koos Postema op zat. Tot in
1940 de oorlog uitbrak en Rotterdam
werd gebombardeerd. Het was een
vuurzee om ons heen. We werden door
de luchtdruk van de kamer naar de
slaapkamer geslingerd. Dus moesten
we vluchten. Iedereen riep: “Naar het
water!” Wij renden in paniek naar de
Kralingse Plas. Daar zag het al zwart
van de gillende mensen. Wij hadden
familie in Crooswijk. Daar zijn we
heengegaan en de eerste jaren blijven
wonen. We hadden helemaal niets
meer na het bombardement. Tot mijn
geluk kwam Hennie boven ons wonen.
Die woning stond leeg.
In de strenge winter van 1942, wij wa-
ren toen 9 jaar, gingen we schaatsen.
We wilden de Rotte oversteken en
hadden geen benul dat daar een ijsbre-
ker door was geweest om een vaargeul
open te houden, waar schepen door-
kwamen om groenten naar de veiling
te brengen aan de Zaagmolenstraat. Al
kletsend gingen wij kopje onder tus-
sen de schotsen. Een groepje jongens
aan de andere kant zag het gebeuren.
Eén van hen sprong meteen in het
water en heeft ons met veel moeite,
doordat het ijs steeds afbrokkelde,
gered. Wij hebben nooit geweten wie
die jongen was.
Veertig jaar later zaten mijn man en ik
bij vroegere vrienden van mijn man.
Eén van hen begon over vroeger. Over
de meisjes die hij uit het ijs had gered.
En daar was toen ook mijn man bij.
Alle details klopten en ik zei dat ik
één van die meisjes was. Zonder hem,
mijn redder, was ik er misschien niet
meer geweest. Zijn naam is Cor de
Wijs. Roepnaam: Mop. Hij is helaas
niet meer onder ons, maar ik ben hem
nog steeds dankbaar.
Jopie Spek-Hardon
Rotterdam-Ommoord,
06-12750648
Bombardement en brandweer
Door het bombardement op 14 mei
1940 werden het centrum van Rot-
terdam en een deel van Kralingen
ernstig getroffen. Grote branden
volgden op deze laffe aanval. De
Rotterdamse brandweer stond voor
de gigantische taak deze branden te
bestrijden en werd hierbij gehandicapt
doordat er onvoldoende bluswater
beschikbaar was door verwoeste
ondergrondse waterleidingen. Ook een
deel van het materieel was verloren
gegaan. Uit omliggende en verder weg
gelegen plaatsen werd de brandweer
gealarmeerd en zo’n twintig korpsen
verleenden brandweerhulp. Uit een
rapport van de Vlaardingse brandweer,
die toen nog geheel uit vrijwilligers
bestond, wordt het volgende ontleend:
“Op 15 mei 1940 sloegen twee auto-
spuiten en een tweewielige motor-
spuit de richting Maasstad in waar
brandweerhulp was gevraagd. Daar
dirigeerde men de Vlaardingse spuiten
naar de Westersingel van waaruit
het bluswater werd opgepompt en in
aanjaagverband aan de andere spuiten
op de Oude Binnenweg werd doorge-
geven. Toch stonden de spuitgasten
voor een hopeloze taak. Regelmatig
moesten de brandweerlieden zich
terugtrekken om niet door het vuur te
worden ingesloten, met daarbij ernstig
gevaar door instortende voorgevels.
Hartverscheurende tonelen over hoe
men van nabij moest meemaken
hoe de bezittingen van burgers door
hevige branden totaal verloren gingen
en men vaak tevergeefs huisgenoten
zocht. Ook aangrijpend was dat vele
huisdieren weigerden de woning te
verlaten en in de vlammen omkwa-
men. Met ingehouden woede moest
worden aangezien dat langstrekkende
Duitse troepen met rupsbandvoertui-
gen de brandslangen zonder pardon
stukreden.” Tot zover het rapport. Wie
meer over de Rotterdamse brandweer
in oorlogstijd wil weten, wordt aan-
geraden het boek ‘Rotterdam In vuur
en vlam’ van René van der Beek en
Hans Soeters en speciaal de pagina’s
38 t/m 45 te lezen. In 1942 ging ik als
negentienjarige ook deel uitmaken van
de Vlaardingse brandweer waar ik tot
1988 als vrijwilliger dienst deed.
Kees Verhulst
Wachtlopen voor straf
Op 5 november 1943 plaatste Het
Dagblad van Rotterdam een bekend-
making van de Kolonel der Staatspoli-
tie J.J. Boelstra, waarin melding wordt
gemaakt van het feit dat: den laatsten
tijd in Rotterdam-Zuid meerdere
malen beschadigingen van Duitsche
telefoonleidingen plaats gevonden
hebben. Mijn vader werkte, voordat
hij in 1943 vanwege de arbeidsin-
zet naar Berlijn werd gestuurd, als
tandtechnieker bij G. Tieleman aan
de Gordelweg. Op 15 november 1943
schrijft Tieleman in een brief aan mijn
vader het volgende: “Ongeveer een
dag of veertien geleden hebben ze
op Overmaas een telefoondraad op
verschillende plaatsen doorgesneden
en nu moet geheel Rotterdam Hil-
legersberg/Schiebroek wachtlopen
voor straf. Ook ik heb reeds een bevel
gehad. Vorige week donderdag moest
ik mij melden op het Sandelingeplein
(dat is op Overmaas, hiervandaan nog
een uur fietsen) aantreden ‘s avonds
om negen uur. Vandaar lopend naar
een paal midden in het land en moest
deze paal zes uur bewaken dus tot
‘s morgens vier uur. Toen werden
wij weer afgelost door een versche
wachtloper. Ik had mijn hoge laarzen
en een oud pak aan en een winterjek-
ker, dus ik kon er goed tegen, maar het
gaat gauw vervelen. Gelukkig had ik
een thermos versche koffie bij mij en
brood en een appel. Er is sprake dat dit
nog eens zal worden herhaald. Leuk
he! Zo’n nachtwandeling. ‘s Morgens
was ik om kwart over vijf thuis. Ik heb
toen nog wat gedronken en geslapen
tot twaalf uur.” Hij ondertekende met
‘Je oude jonge baas G. Tieleman. Na
terugkomst uit Duitsland werkte mijn
vader, eveneens als tandtechniéker,
bij Tandtechnisch Laboratorium A.F.J.
van Steenderen in de Snellinckstraat 1
te Rotterdam. Op bijgaande foto, die
uit deze periode moet zijn, is de man
links mijn vader Jacob van der Hei-
den, maar wie herkent de man rechts
en waar is de foto genomen?
J. van der Heiden
De Oud-Rotterdammer - De krant voor de 50-plusser
Dinsdag 2 mei 2017
pagina 21
In verband met de privacywetgeving wijst De Oud-Rotterdammer de lezers erop dat zij met het insturen van een oproepje akkoord gaan met het
vermelden van hun adresgegevens in de krant en daarmee tevens in het krantenarchief op het internet.
TANTE POST
Witte Huis-kwestie
H.C.G. de Ruijter (hcgrotterdam@
hetnet.nl) mailt de ‘gelukkige leeftijd
van 85 jaren’ te hebben bereikt en dat de
verhalen, vooral van WO2, zich in zijn
geheugen zich steeds verder stapelen.
“Destijds gingen vader en ik snoeken
vangen onder Woerden en Driebruggen.
De fiets mocht tegen betaling mee in de
trein. Weer thuis bleek de Gestapo onze
vrouw en moeder - ze was huisarts - let-
terlijk van het bed te hebben gelicht voor
ondervraging. Tien dagen zat ze ‘gekerkerd’ op het Haagseveer. Het is een van die zaken die nimmer uit mijn herinnering
verdwijnen. Helaas zijn de opgeslagen gegevens (die Unterlagen) van de Gestapo-ondervrager Mangold na het bijna
geslaagde bombardement op het hoofdkwartier van de Gestapo aan de Heemraadssingel verdwenen. Het is daarom niet
meer te achterhalen waarom mijn oom F.B. de Ruijter, directeur van het Witte Huis, door toedoen van Mangold ter dood
werd veroordeeld en op de Waalsdorpervlakte werd gefusilleerd. De latere burgemeester van Spijkenisse, Koos Bliek
1976-1990), moet van die Witte Huis-kwestie meer hebben geweten. Bliek was in de jaren ‘20 jongste bediende op het
effectenkantoor van mijn grootvader C. de Ruyter op de Wijnhaven en ik kende daardoor Bliek. De plaquette in de en-
treehal van het Witte Huis en een steen op de erebegraafplaats Loenen herinneren aan de gefusilleerde oom. Als ik weer
een verhaal lees van de Tweede Wereldoorlog borrelt er steeds veel boven.”
Bevrijding van Blijdorp
Onlangs was ik mijn oude foto’s aan het uitzoeken en vond daar deze foto van
het bevrijdingsfeest in mei 1945 voor de jeugd van Blijdorp aan de Statenweg.
Zijstraat linksboven is de Bijlwerfstraat. Veel kinderen zijn feestelijk verkleed
en ik herinner me nog dat er poppenkast was. Heel bijzonder is dat meisje dat
een pannetje bij zich heeft. Waarschijnlijk werd er ook nog eten uitgedeeld.
Al deze kinderen hebben dan ook de hongerwinter meegemaakt. Zelf sta
ik ongeveer in het midden onder de Amerikaanse vlag met een Volendams
mutsje op. De oorlogsjaren heb ik als jong kind bewust meegemaakt. Op de
foto ben ik 11 jaar. Wij woonden vanaf 1939 aan de Stadhoudersweg, bij de
Vroeselaan. Ik herinner me nog de Nederlandse soldaten, die op de hoek Stad-
houdersweg/Van Beuningenstraat achter zandzakken zaten. Tenslotte was dat
toen de uitvalsweg naar Den Haag. Ook de schietpartij vanaf de Statenweg op
een marcherende Duitse troep soldaten heb ik gezien. De Duitsers vluchtten
allemaal in paniek de portieken in. Mijn vader is bij de razzia van november
1944 meegenomen naar Duitsland en keerde in juni 1945 pas weer terug.
Mijn moeder moest alleen met drie kinderen, waaronder een zusje van een
half jaar, de hongerwinter doorkomen. Ze maakte op de fiets een hongertocht
naar de Veluwe om wat eten te halen.
Anneke/Annie de Jong
nu wonend in Wageningen
1...,11,12,13,14,15,16,17,18,19,20 22,23,24
Powered by FlippingBook