De Utrechter Week 02 - page 12

Utrecht met ons drieën naar Winscho-
ten gekomen. Met paard en wagen
werden we naar de boerderij gebracht
waar we nu 9 maanden waren. Mijn
vader die zich later bij ons zou voegen
werd eind oktober 1944 geëxecuteerd.
Maar nu we bevrijd waren wilde mijn
moeder met ons zo snel mogelijk terug
naar de familie in Utrecht. Zij boorde
dan ook alle contacten aan. Na weken
geen resultaat te hebben geboekt
kwam ze met een idee. “We gaan
lopen en proberen met een auto mee te
liften. We nemen het hoognodige mee
en de rest halen we later op.”
De boerin, haar man en de vaste ar-
beider vonden het niet zo’n goed idee.
Maar mijn moeder wilde per se naar
Utrecht. In verband met de dood van
mijn vader.
Afscheid
Vol optimisme namen we afscheid.
Overstekend over het bruggetje langs
de sluis en zwaaien tot ze uit het ge-
zicht verdwenen waren. Nadat we uren
gelopen hadden over de klinkerweg
richting Stadskanaal hadden we nog
geen auto gezien. “Laten we hier even
gaan zitten”, zei mijn zuster Doortje.
“En alsjeblieft wat te eten”, vulde ik
aan. “Doe die pannenkoek terug Step-
han!!” riep mijn moeder. “Daar komt
een militaire auto aan.”
k holde de weg op om met op geheven
armen hem tegen te houden. Terwijl
mijn moeder en Doortje het bekende
lift gebaar maakte. Stoïcijns voor-
uitkijkend reden de twee militairen
langs. “Potverdomme waarom stoppen
ze nou niet”, vloekte ik kwaad. “Ze
mogen misschien geen burgers meene-
men”, suste mijn moeder.
Nederlaag
Nadat wij wat gegeten hadden, wan-
delde wij over het achter ons liggende
kerkhof. Misschien kwam het door het
groen en de rust, maar wij besloten
terug te keren. Het schemerde al toen
we bij de boerderij terugkwamen. Van
de hele dag was er maar een militaire
auto langs gekomen. Vooral voor mijn
moeder vond ik het toch zoiets als een
nederlaag. Maar de volgende dag ging
ze weer rustig verder met het wieden
van eindeloze akkers. En mocht ik die
ene koe weer melken. “Gut ut melken
mien jong”, riep de boer onder de koe
uit. Verrek, hij sprak. Hij vindt het vast
leuk dat ik er weer ben.
Fiets
“Ik heb het de arbeider gevraagd”,
glimlachte mijn moeder op een avond
tegen mij . Ik mag zijn fiets gebruiken.
En vrouw Kransen wil de tijd dat ik
weg ben op jullie passen.” “Hoe lang
denkt u?” Vroeg ik. “Ja ik wil over-
morgen al vertrekken, wat denk je?”
“Ik vind het wel een ouwe herenfiets
ma.” Ze haalde haar schouders op.
Woordenwisseling
De volgende morgen hoorde ik tot
mijn grote schrik van uit de stal een
heftige woordenwisseling tussen mijn
moeder en vrouw Kransen. “Wat vind
ik dit een lage streek van je om achter
mijn rug zoiets te flikken”. sprak mijn
moeder met een woedende verstikte
stem. “Om tegen de arbeider te zeggen
‘Jij moet je fiets niet meegeven want
je ziet hem nooit meer terug!’”
Hij zit wel onthand zonder die fiets”,
sprak vrouw Kransen op hoge toon.
“Soms moet hij er ver het land mee
op.”
“Had dan open kaart gespeeld”, sprak
mijn moeder met stemverheffing.
“En hoe wilde jij die fiets terug-
brengen”, sprak mevrouw Kransen
temerig.
Dat is mijn zaak! Maar je begrijp
donders goed dat jouw vaste arbeider
de fiets niet kan meegeven. Dat durft
hij niet meer.”
Oh, jemig dacht ik, ze krijgt de fiets
niet mee. “Ik heb het de arbeider nog
wel gevraagd”, zei mijn moeder later
op de dag tegen ons. Maar hij zei,
“Ik kan de fiets nu niet meegeven”,
mevrouw Godijn.
IJzige stilte
Een tijd van ijzige stilte brak aan tus-
sen mijn moeder en vrouw Kransen
en de boer zweeg. Op een avond,
we zaten aan de aardappelpuree met
uitgebakken spekvet, zei mijn moeder
onverwachts: “Meneer Kransen, wij
wilden graag over een week vertrek-
ken. Wij kunnen meerijden met een
vrachtwagen die zijn dienst weer gaat
hervatten op Holland.”
De boer knikte bedachtzaam. En de
boerin? Zij vond dat we het goed voor
elkaar hadden. En daarna gingen ze
godzijdank weer praten.
Het afscheid ging nog wel een
beetje stroef, maar Doortje werd
nog geknuffeld. De boer gaf mij een
hand en zei, “Alle best mien jong.”
Na even gewacht te hebben kwam de
vrachtwagen. “Zoeken jullie maar een
plaatsje tegen de cabine aan”, zei de
chauffeur, voor het sluiten van het zeil.
Zittend op de houten vloer gingen wij
dan eindelijk naar Utrecht. Ik maakte
een opening voor wat meer licht en
natuurlijk om naar buiten te kijken.
Na een uur of zo gereden te hebben
was daar ineens hard ratelend geluid
en zagen wij tot verbazing dat wij
we vlak boven het water reden. Onze
eerste baileybrug. En daarnaast… een
grote stalen boogbrug geknakt in het
donkere water.
Picknickplaats
Ik begon net honger te krijgen toen de
auto stopte en daar kwam het hoofd
van de chauffeur, “U kunt daar aan de
overkant in restaurant Apeldoorn wel
iets eten.”
“Hier onder de dennenbomen vind
ik het een mooie picknickplaats “
stelde mijn moeder vast. Wij hebben
voldoende bij ons.” In dat restaurant
ga ik zo even plassen dacht ik, even
binnen kijken.
“ Als ik in Utrecht aan kom kus ik de
grond”, zei ik.
“Bah, wat vies”, vond Doortje.
“Zo te zien rijden we nu door Amers-
foort. Nog even”, fluisterde mijn
moeder. Stil zaten we naast elkaar tot
de vrachtwagen ineens stilstond. We
stonden midden op de rotonde van de
Berekuil. Ik sprong eruit en kuste het
asfalt. En bedankte de chauffeur. “We
moeten nu eerst de koffers zien onder
te brengen, jongens. Z zijn te zwaar
om de hele stad mee door te sjouwen.”
We liepen de afrit van de rotonde af
naar de Willem Barentszstraat en bel-
den bij een van de huizen aan. De deur
zwaaide open en mijn moeder begon
aan haar prevelementje. “Maar na-
tuurlijk mevrouw. Zet U ze maar hier
in de gang. Nee dat is helemaal geen
moeite”, sprak de aardige mevrouw
“Morgen kom ik ze weer halen.”
“U kijkt maar hoor mevrouw, ze staan
hier prima!”
En zo liepen wij op de avond van
de vierde juli 1945 de Biltstraat op.
Maanden waren wij weg geweest. En
overal waar we nu langs kwamen was
wel iets van versiering of muziek. En
in wijk C speelden ze zelfs toneel in
de Kroonstraat.
Oma
Via de Molenbrug de Amsterdam-
sestraatweg overstekend, liepen wij
de Daalstraat in. Op het einde van de
wat schemerige Daalstraat, zag ik een
tenger gebogen vrouwtje oversteken.
Is ze het nou of niet? “Oma, oma!”
riep ik. Traag draaide het vrouwtje
zich om en keek met knijpoogjes de
straat in. Ik holde vooruit. “Oma! Hier
zijn we,”
Als getroffen bleef ze wankelend
staan. “Jullie? Oh, mijn God”, huilde
ze zachtjes. “Ik dacht die zie ik nooit
meer terug.” En daar stonden we met
ons vieren in het donkere straatje dicht
bij elkaar. Oma haar zoon, mijn moe-
der haar man en wij onze vader kwijt.
“Eindelijk thuis”, zei mijn oma.
Stephan Godijn
Terugtocht van Groningen naar Utrecht
Na de bevrijding was de
terugtocht naar huis voor de
vele ontheemde mensen een
groot probleem. Het waren
twee Poolse motor ordonnan-
sen, die tegen de avond naast
elkaar rijdend, de bevrijding
van Nieuwe Pekela inluiden.
Simpeler kon het niet. Het
bleef stil langs de provinciale
weg die langs het Pekelerdiep
liep. Het was mei 1945.
Begin oktober 1944 waren wij vanuit
De Oud-Utrechter - Dé gratis krant voor de echte Utrechter
Dinsdag 10 januari 2017
pagina 12
Boerderij in Winschoten
Baileybrug bij Deventer
1...,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11 13,14,15,16
Powered by FlippingBook