De Utrechter Week 38 - page 14

tein Rob.
Tijdens mijn peuterjaren woonde
mijn opa van moeders kant bij ons
in; hij sliep op zolder. Ik liep soms
stiekem de trap op naar de zolder om
een kijkje bij hem te nemen. Dan zag
ik spookachtige witte lakens, die aan
het plafond waren opgehangen en die
opa’s bed afschermden. Verder zag ik
vlak bij het trappengat een witte met
kraanwater gevulde lampetkan met
witte waskom. Met dat water waste
hij zich ‘s morgens. Ikzelf werd in de
keuken gewassen: dagelijks een snelle
wasbeurt zittend op het aanrecht en
wekelijks op zaterdag een uitgebrei-
dere in een zinken teil. Het water werd
op temperatuur gebracht met kokend
water uit een fluitketel. Vooral ‘s win-
ters was het in de keuken behoorlijk
koud. Dan werd de wasteil ook wel
eens in de achterkamer vóór de kolen-
haard gezet. Om de beurt gebruikten
mijn broer, zus en ik hetzelfde water.
De voorkamer werd ‘s winters niet
gebruikt, maar door schuifdeuren met
glas- en loodruitjes afgesloten van de
achterkamer. Bovendien werd er een
dik, bruin gordijn met grote gordijn-
ringen dichtgetrokken, dat aan de
achterkamerzijde van de schuifdeuren
hing. In de voorkamer zaten we alleen
‘s zondags, als het niet zo koud was.
Daar stonden onze mooie stoelen en
meubelen.
Elke maandag hing de was te drogen
in de achtertuin. Die was werd in de
vijftigerjaren nog met de hand gedaan,
waarbij een wasbord, wringer en teil
werden gebruikt.
Interessant vond ik de kolenboeren,
die met hun zwarte gezichten en met
de bestelde kolenzakken over een
schouder geslagen snel door ons huis
liepen en de zakken leegden in het
kolenhok in onze achtertuin. Verder
kon ik enorm genieten van de drie
Veermannen: een trombone-, trompet-
en grote tromspeler, die elke dinsdag
of donderdag hun deuntjes speelden
op de hoek van de Wethouder Plomp-
straat met de Adriaan Mulderstraat.
Iedere dag kwamen de Lubro-bakker
en de melkboer (Reinhard) de huizen
langs, respectievelijk met hun bak-
kersfiets en melkkarretje. De vodden-
en schillenboer kwamen ook regel-
matig langs evenals de scharensliep
en verkopers van veters, pinda’s of
aanzichtkaarten. In die jaren en begin
50-er jaren stond er een bushalte voor
ons huis: het eindpunt van lijn 3.
Kleutertijd
Van jongsafaan luisterde ik met mama
naar de radio, naar ‘Kleutertje luister’,
‘Moeder’s wil is wet’ en ‘de Arbeids-
vitaminen’. Ik herinner me veel liedjes
uit die tijd. Tot mijn favoriete zan-
geressen behoorden Mieke Telkamp
en Vera Lynn. Mieke zou ik op latere
leeftijd een aantal keren ontmoeten
tijdens bridgewedstrijden van de Bun-
nikse bridgeclub Quatre Mains. Ze
bleek een zeer innemende, goedlachse
vrouw te zijn. De legendarische Vera
Lynn heb ik in 1965 tijdens en na een
plaatopname in Londen ontmoet, na-
dat ik een door de CO-OP Nederland
uitgeschreven prijsvraag had gewon-
nen. Ze bleek een uiterst vriende-
lijke vrouw. Ik mocht haar de hand
schudden en eventjes met haar praten.
Die ontmoeting was een hele eer en
leuke verrassing, maar eigenlijk een
grote teleurstelling, want de beloofde
gewonnen prijs zou een ontmoeting
zijn met... de Beatles! Helaas waren
die de dag ervoor hals-over-kop naar
Amerika vertrokken voor een optreden
in de Ed Sullivan show. Wat een pech
kun je hebben!
Als kleuter ging ik met mijn moeder
boodschappen doen bij slagerij De
Tijdgeest (aan de overkant op de hoek
met de Wethouder Plompstraat), melk-
handel Reinhard (hoek Adriaan Mul-
derstraat/Fokkerstraat), de groentezaak
Welba (hoek Swammerdamstraat/de
Lessepsstraat), het warenhuis Evora
(aan de Amsterdamse Straatweg) en de
kruideniers Klabbers (op de hoek van
onze straat met de Wijnmalenstraat)
en De Gruyter (hoek Amsterdamse
Straatweg/Sweder van Zuylenweg).
Snoepje van de week
Bij De Gruyter kocht mama ‘Het
snoepje van de week’ voor me en bij
snoepwinkel Jamin kreeg ik soms een
ijsje. Een plak roomijs tussen twee
wafels voor 10 cent of een plak ijs
voor 15 cent, met een laagje chocolade
op zijn bovenkant en zijkanten. Hmm,
wat was dát lekker! We liepen daarna
naar het Julianapark om de herten te
voeren. Tot halverwege mijn vijfde
jaar speelde ik voornamelijk binnens-
huis met het weinige speelgoed, dat ik
had. Als het goed weer was, speelde
ik of fietste ik op mijn driewieler met
mijn lieve vriendinnetje Lucie Soes-
bergen van nummer 44.
In ons deel van de Adriaan Mulder-
straat woonden op de oneven num-
mers 33 t/m 49, de families Reinhard,
Imrich, Bresser, van der Louw, van
den Hurk (wij dus), Valk, Tiemstra,
Schouten en Lammers. Tegenover ons
woonden, op de even nummers 30 t/m
40 de families Van Kilsdonk, Drijver,
Oostveen, Thijs, de Zeeuw en Vos. De
familie Vos woonde naast hun slagerij,
aan de Wethouder Plompstraat 51.
Daarboven op 51bis woonde de
familie Bos.
Vanaf 1951 was er elk jaar kermis in
ons deel van de straat. Voor ons huis
stond meestal de zweefmolen en aan
de andere kant een spookhuis. Voor
de huizen van Valk en Tiemstra stond
de tent van de Dikke Dame. Verderop,
richting de Van Wijnmalenstraat,
waren de botsauto’s, snoep- en schiet-
kramen. Ik kreeg altijd een heerlijke
zuurstok of zo’n zoete kleverige roze
suikerspin. Via mijn slaapkamerraam
kon ik het ‘s avonds allemaal nog
lang gadeslaan. Het deel van de straat
waar de kermis was eindigde in de
Van Meelstraat. Daarachter lag een uit
gras, onkruid en kale grond bestaand
oneffen terrein, waarop later huizen en
een kerk werden gebouwd.
Mijn schoolkinderjaren
Op en na mijn zesde (prik)tolde,
knikkerde en voetbalde ik vaak met
mijn vriendjes, sprongen we touwtje,
rolschaatsten en autopetten we en
speelden we stoepranden met een
bal, verstoppertje of overlopertje. We
voetbalden in straten en op weilanden
van onze wijk Mariëndaal. Op straat
voetballen was niet toegestaan, zodat
je altijd moest uitkijken voor ‘juten’
op een fiets. Op muren van hoekwo-
ningen tekenden we doelen, wat door
huiseigenaren natuurlijk niet werd
gewaardeerd. Als er een bal in de tuin
van Carton (hoek zuidelijk deel Bern-
hard de Waalstraat/Fokkerstraat) werd
geschoten, dan pikte de bewoonster de
bal in. Aan de overkant, bij Sikkens,
kregen we de bal altijd terug, omdat
de zoon des huizes vaak meespeelde.
Bij De Ridder (hoek noordelijk deel
Bernhard de Waalstraat/Fokkerstraat)
konden we over een stenen muur
klauteren en onze bal weer snel pak-
ken. De laatste keer dat we er speelden
stortte het muurtje in. We zijn via
de aan de achtertuinen grenzende
poortjes hard weggelopen naar de wijk
‘t Zand. We durfden pas na een half
uur stiekem naar huis terug te keren.
Ik heb hierover nooit iets tegen mijn
ouders gezegd. Naar mijn weten is er
nooit navraag gedaan in de buurt om
uit te zoeken wie de schuldigen waren.
Sterke vermoedens moeten ze wel
hebben gehad, want Joop Schouten,
Wim Kragten, Bep Sikkens en ik
waren er altijd aan het voetballen en
plotseling deden we dat niet meer.
Andere jongens, waarmee ik voet-
balde, waren Ferry Imrich, Wijnand
Reinhard uit de Adriaan Mulderstraat,
Freddy van Luin, Hans en Bob Kok,
Douwe Doctor, Hans Kragten uit de
Bernhard de Waalstraat, Bas van den
Sigtenhorst en de tweeling Tonnie en
Hans Rivier uit de Fokkerstraat. We
richtten zelfs een buurtelftal op: MVC,
de Mariëndaalse voetbalvereniging, en
organiseerden partijtjes tegen andere
voetbalploegen uit Zuilense wijken.
Dat liep meestal op ruzie uit, omdat
we geen echte doelen hadden en er
altijd werd gediscussieerd of een
doelpunt telde of niet: was de bal te
hoog of niet binnen de als doelpalen
fungerende jassen geschoten?
Na bijles van meester van Vals kon ik
In september 1953 direct naar de 2e
klas van de Openbare Prinses Beatrix-
school en kwam zo bij mijn vriendjes
in de klas, die niet zoals ik ‘te laat
jarig’ waren. Ik was vooral bevriend
met Joop Schouten en Hans Bos. Hun
ouders waren hele aardige mensen.
Met ‘pestkop’ Theun Lammers trok ik
minder op. Ik mocht eens in de nieuwe
auto van zijn vader zitten, een groene
Ford Taunus. Het was de tweede auto
in onze straat; de eerste was een oude
zwarte T-Ford van de familie Tiem-
stra. Toen ik mijn arm op de armsteun
van de gloednieuwe auto legde, brak
deze prompt af. Theun’s vader kreeg
daarover zó de pest in, dat hij besloot
geen ritje met ons te maken.
In de wijk waren we supporters van
Elinkwijk. Bij thuiswedstrijden klom-
men veel jongeren, zoals ik, over de
hekken om een wedstrijd gratis te kun-
nen volgen. Mijn vriendjes en ik had-
den er graag willen voetballen, maar
er was een lange wachtlijst. Ik ging
daarom uiteindelijk maar volleyballen
bij Polonia.
Van mijn geringe zakgeld kocht ik
wel eens zoethout, ulevellen, een
zakje wit-zwart of een wijnbal bij een
snoepwinkeltje aan de Amsterdamse
Straatweg tegenover het Demka-com-
plex. Vlak daarnaast zat een platen-
zaak, waar ik mijn eerste 78-toeren-
plaat (‘The Great Pretender’ van The
Platters) en eerste 45-toerenplaatje
(‘Long Tall Sally’ van Little Richard)
kocht. In een boekenwinkeltje op de
hoek van de Swammerdamstraat met
de Ampèrestraat kocht ik wekelijks
voor 10 cent een stripboekje van
jungleheld Akim. Bij de kruideniers-
winkel aan de Wethouder Plompstraat
kocht ik kauwgom: een pakje Bazooka
bubblegum. Van die grote zoete stuk-
ken waarmee je grote bellen kon
blazen, die een lekker hard knappend
geluid maakten als ze kapot gingen. In
ieder pakje zat een komisch stripver-
haaltje over het jongetje Bazooka Joe.
In de Wethouder Plompstraat achter
slagerij De Tijdgeest woonde de
familie Butselaar. Zij hadden een
zoontje, Onno, die vier jaar jonger was
dan mijn vriendjes en ik. We speelden
soms wel eens met dit grappige
kereltje. In 1956 emigreerde het gezin
naar Australië. We namen emotioneel
afscheid van Onno. We beseften dat
we hem nooit meer terug zouden zien.
Van 1958 tot 1964 fietste ik elke
schooldag naar het Utrechtse Gemeen-
telijk Lyceum. Door het vele huiswerk
van die school verdween mijn
onbezorgde leventje op straat. In 1960
verhuisden we naar een flat aan het
Vechtplantsoen. Geleidelijk verloor ik
het contact met mijn jeugdvriendjes,
maar in 2002 kwam ik plotseling Joop
Schouten tegen op de Oude Gracht in
Utrecht. We herkenden elkaar onmid-
dellijk.
Rob van den Hurk
Jeugdjaren in de Adriaan Mulderstraat
In 1939 werden de huizen in
de Adriaan Mulderstraat van
de wijk Mariëndaal (ofwel
Vliegerswijk) te Zuilen op-
geleverd. Mijn ouders, Henk
en Truus van den Hurk en
hun 1 jaar oude zoon Hen-
nie behoorden tot de eerste
huurders van die huizen en
woonden op nummer 41. In
1941 kwam er een dochter
Ina bij en in 1946 maakte ik
het gezin compleet en werd
vernoemd naar stripheld Kapi-
De Oud-Utrechter - Dé gratis krant voor de echte Utrechter
Dinsdag 19 september 2017
pagina 14
Hennie,Robbie en Ina van den Hurk in 1950 voor hun huis aan de Adriaan Mulderstraat.
1...,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13 15,16,17,18,19,20
Powered by FlippingBook