De Utrechter Week 46 - page 13

Fietscaravan
Na het lezen van het artikel over de
fietscaravan kwamen bij mij ook weer
gedachten bovendrijven over oud-
Utrecht. Mijn moeder is een zuster
van Joop van Maurik, de caravanbou-
wer. Op mooie dagen werd weleens
afgesproken met z’n vieren naar
Oud-Valkeveen te gaan. Uiteraard op
de fiets. Er werd dan afgesproken op
de Blauwkapelseweg (tegenover de
gasfabriek) nu het Griftpark. Mijn jon-
gere zus werd in de caravan geladen,
ik (10 jaar) bij mijn vader achterop
de fiets en dan met heet weer richting
Oud-Valkeveen met vier fietsen en een
caravan. Wat heb ik later medelijden
gehad met die mannen, die na een hete
mooie dag met verbrande benen het
hele stuk weer terug moesten fietsen
naar Utrecht.
Henny Markenhof
Mijn tante
Ik had vroeger een tante. Niets
bijzonders natuurlijk. Maar dit was
tante Rie! Levenslang vrijgezel en
puur natuur. Zij woonde in bij familie,
ergens in Zuilen. Maar af en toe stond
ze ineens bij ons op de stoep met de
mededeling dat ze een paar nachtjes
bleef slapen. Wij beschouwden haar
eigenlijk gewoon als een meubelstuk,
een antiek meubelstuk. Toch waren
wij blij als ze kwam, want ze kon heel
gezellig praten, ook met ons, kinderen.
Bovendien bracht ze altijd iets voor
ons mee. Tante Rie was continu onder-
weg; dan sliep ze hier, dan sliep ze
daar. Ze leidde een soort zwerversbe-
staan. Al op haar elfde vond zij, dat ze
best als dienstmeisje kon gaan werken.
Dat gebeurde ook. Doorleren deden
meisjes toen meestal niet. En dat zij in
de Maliebaan bij een ‘rijke’ mevrouw
het eten moest opdienen, terwijl ze
zelf apart in de kelder moest eten, nam
zij maar op de koop toe. Standverschil
was heel vanzelfsprekend. Tegen de
‘rijken’ werd opgekeken; je moest je
vooral nederig gedragen en afstand
bewaren! Een dienstmeisje kon niet
zomaar bij een ‘mevrouw’ aan tafel
eten! Stel je voor!
Als tante Rie bij ons was, wilde zij
vaak met ons een wandelingetje
maken. Niets mis mee, natuurlijk,
maar de route was bijna altijd via het
kerkhof aan de Prinsessenlaan. Daar
deden wij dan tikkertje tussen de graf-
zerken. En vooral als zij alle namen
ging lezen, om te zien of er bekenden
lagen, kon dat best lang duren. Blijk-
baar genoot zij al bij voorbaat van het
vooruitzicht, dat je daar zo heerlijk
rustig kon liggen. Tante Rie leefde en
redeneerde eenvoudig. Als bij groen-
teman Toonen in de Poortstraat de ap-
pels tien cent goedkoper waren, reisde
zij vanaf Zuilen met twee stadsbussen
onze kant op. Dat kostte meer aan
reisgeld dan de besparing op die ap-
pels. Maar daar dacht zij niet over na;
de appels waren immers goedkoper.
Ik ging graag met haar de stad in. Niet
omdat zij meestal een paar sokken
voor mij kocht, maar omdat we dan bij
de Galerie in de Viestraat aanlandden.
Daar mocht ik in de lift, waar je als
kind zonder begeleiding niet in mocht.
Boven was een terras, waar we heel
deftig aan een tafeltje gingen zitten.
Dan mocht ik iets uitkiezen. Een
glaasje prik met een taartje vond ik het
einde! Thuis mocht ik het niet tegen
de anderen vertellen. Wat ik natuurlijk
tóch deed.
Als tante Rie toevallig op een zaterdag
bij ons was, nam zij mij mee naar
Ozebi, aan de Biltstraat. Daar kon
je een douchehokje huren. Voor 25
cent. Daar spoelde zij mij dan schoon.
Een douche was heel bijzonder, want
thuis hadden wij alleen maar een teil,
waar je om de beurt in moest. O ja,
als ik klaar was, moest ik voortijdig
het hokje uit en op de gang met natte
haartjes een tijdje op tante Rie wach-
ten. Ik wist nooit waarom!
In het voorjaar kwam tante Rie bij
mijn moeder voor de ‘grote schoon-
maak’. Ze bleef weer slapen, riep
ze al in de gang. Met een volmaakt
gelukkige glimlach op de lippen
kwam zij aandragen met emmers,
zemen, poetsdoeken en allerlei soorten
borstels. Het heerlijke festijn van het
grote schoonmaken kon beginnen. En
hoera, ook de volgende dag dus nog.
Alles moest van z’n plaats af, alles
werd ingewreven tot het blonk. Als
wij van school kwamen, roken we al
van ver de lucht van boenwas. Voor
mijn tante was dat genieten. Ook het
zeil in de slaapkamer kreeg een grote
beurt. Dat was dan ook de enige dag
in het jaar, dat mijn vader bij het naar
bed gaan met een bonk uitgleed en
wij vanuit ons bed een reeks woorden
opvingen, die wij de volgende dag niet
mochten herhalen.
Buiten maakte tante Rie met iedereen
een praatje. Ik heb horen vertellen,
dat zij tijdens de oorlogsjaren in het
Lucas Bolwerk in gebrekkig Duits
aan een soldaat ging vragen waarom
daar bordjes hingen met de tekst ‘Voor
Joden verboden’. Bijna bracht zij zich
daardoor in de problemen, omdat ze
toevallig een nogal fanatieke Duitser
aantrof. Het liep gelukkig goed af.
Zelf vond ik het wel leuk, om met
haar boodschappen te halen. Dat deed
ze graag bij De Gruyter aan de Bilt-
straat. Ik vond het nog leuker, als de
boodschappen meer dan tien gulden
kostten, want dan had je recht op ‘Het
Snoepje Van De Week’. Voor tien cent
kreeg je een of andere zoetigheid met
een verrassing erbij. Die mocht ik dan
zelf houden, tot ongenoegen van broer
en zussen. Maar ja, dan hadden die
maar mee moeten gaan. Eigen schuld!
Helaas is tante Rie tijdens haar
omzwervingen plotseling gestopt met
leven. Zomaar op straat. Ze wilde kaas
halen bij Albert Heijn, want die was in
de aanbieding. Weer ‘bleef zij slapen’,
maar nu voor altijd. Ik had met haar
nog wel eens een glaasje prik willen
drinken. Met een taartje erbij. Maar de
Galerie bestaat al lang niet meer. En
ook tante Rie niet.
Frans Tiland
De Dom
Met mijn een jaar jongere zusje
Dieneke en mijn ‘kleine’ broertje Han
mocht ik de laatste maanden van de
oorlog in Blauwsluis in Friesland bij
een oom en tante met zeven kinderen
logeren, omdat zij wél genoeg brood
en melk hadden. In een nachtelijke
uur zijn wij drietjes in een vrachtauto
naar Friesland gebracht. Tante en oom
woonden in een klein dorp. Hij was
hoofd van de katholieke school en
wij volgden het patroon van oom en
tante. Op tijd opstaan, naar de kerk om
de mis te volgen. Weer thuis aten we
brood met melk en na de huishoudelij-
ke werkjes mochten wij in het weiland
spelen achter het huis. ‘s Avonds
was het weer eten en daarna iedereen
op de knieën voor een stoel om het
‘eindeloze’ rozenhoedje te bidden
met de oefeningen van geloof, hoop
en liefde! Daarna zei mijn strenge
oom: “Han, plee en welterusten.” Han
verdween naar de gang en wij zagen
hem niet meer. Dan: “Dieneke, plee en
welterusten.” En ik was de laatste.
De volgende morgen iedereen naar
de kerk om de mis bij te wonen. Dan
ontbijten, afwassen, bedden opmaken
en dan mochten we in de wei achter
het huis spelen. We probeerden tever-
geefs ook eieren te zoeken. Mijn oom
en tante hadden zeven kinderen, dus
was het een grote tafel met brood en
melk. Dit saaie patroon hebben we tot
ongeveer maart gevolgd. Tot de tanks
binnenreden met Engelse soldaten.
Dat was heel bijzonder, omdat de oor-
log voorbij was! Mijn oom zorgde dat
we zo snel mogelijk weer naar Utrecht
konden. Hij reed op de fiets met Han
achterop en Dieneke en ik samen op
één fiets (met dubbele kleding aan
en geen plek voor een koffer) naar
Utrecht. Dat was een lange tocht. Als
ik daar nog aan terugdenk! Dieneke en
ik verwisselden regelmatig van plek
op de fiets en we waren doodmoe.
In Kampen konden we in een school
overnachten op matrassen in een
klaslokaal. De volgende dag weer
fietsen. Wat een tocht. Mijn oom sprak
nauwelijks en wij helemaal niet. Toen
waren we de tweede dag op ‘t eind in
Amersfoort. De derde dag weer op
de fiets. Toen voorbij De Bilt zag ik
opeens de Dom! Ik schreeuwde het
uit en begon te huilen. De Dom was
er nog! Die stond daar fier in de verte!
Een beeld om nooit meer te vergeten.
Catherine Eijmans
Jutfaseweg 218
3522 HS Utrecht
De Oud-Utrechter - Dé gratis krant voor de echte Utrechter
Dinsdag 14 november 2017
pagina 13
Nog even over sigarettenmerken
Een inmiddels ook al lang verdwenen sigarettenmerk was Full Speed. Het bijzondere aan dit merk was dat op de
binnenkant van het doosje een auto was afgebeeld. Die plaatjes knipte je uit en je kon ze in een apart daarvoor
uitgegeven album plakken dat was samengesteld door de toentertijd bekende autoexpert Piet Olyslager.
Het album was pas compleet als alle 192 plaatjes erin waren geplakt, dus mijn moeder (ja, inderdaad, m’n moeder,
niet m’n vader!) rookte zich een slag in de rondte om mij te kunnen voorzien van die kartonnetjes met auto’s.
Ondenkbaar in deze tijd, maar niet in de jaren ‘50, toen roken juist de norm was.
Cor Singelenberg, Utrecht
In verband met de privacywetgeving wijst De Oud-Utrechter de lezers erop dat zij met het insturen van een oproepje akkoord gaan met het vermelden van hun adresgegevens in de krant en daarmee tevens in het krantenarchief op het internet.
TANTE POST
1...,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12 14,15,16
Powered by FlippingBook