de oud utrechter week50 - page 3

Daags voor kerstmis waren mijn
ouders erg druk. Het konijn moest
geslacht worden. Vreselijk vond ik
dat. Ik ging altijd buitenspelen, als
het konijn werd gepakt. Mijn moeder
bakte zelf het krentenbrood en maakte
de peertjes, de soep en de bowl.
De boodschappen moesten gedaan
worden. De winkels waren echter op
Eerste en Tweede Kerstdag dicht. En
als kerstmis op vrijdag viel, kon je
geen boodschappen krijgen tot aan de
maandag. Ik heb nooit gehoord, dat
daar mensen over zeurden.
Stal en nachtmis
De stal werd gezet en die bleef staan
tot Driekoningen, 6 januari. Daarna
moesten wij vroeg naar bed, want om
4 uur werden we eruit geroepen om
mee te gaan naar de nachtmis. Wij
gingen altijd naar de Sint Martinus-
kerk op de Oudegracht, en die dienst
begon om 5 uur. Wij zaten altijd in de
zijbeuken, want de middenkerk was
voor de rijken. Die hadden koperen
naamplaatjes op hun bank staan. Mijn
vader zei altijd: de bontjassen komen
om 5 voor 5 uur binnen. Met ons, mijn
moeder, zus en broer, gingen ook mee
mijn oma en een tante met kinderen.
Heel gezellig was dat altijd.
Drie missen
Mijn vader bleef thuis. Die verzorgde
de kachel en de kaarsjes voor als wij
weer thuiskwamen. We bleven meestal
wel een tijdje weg, want er waren drie
heilige missen, de Nachtmis, de Dage-
raadsmis en dan de Herdersmis. Onder
de laatste was er veel kerstmuziek
en zong iedereen mee; die ging dus
sneller. Daarna gingen we meestal in
de sneeuw of in ieder geval heel koud
weer op huis aan, waar mijn vader al-
les klaar had. Dat was heel gezellig en
na het kerstontbijt zongen we met zijn
allen nog enige kerstliederen en ging
een ieder weer op zijn eigen huis aan.
Jarig
Wij ruimden alles op en genoten weer
van een lekker bakkie koffie en we
gingen wachten op verdere visite.
Ik ben op Eerste Kerstdag jarig, dus
visite kwam er genoeg.
Kerstdiner
Het diner was soep, gebakken
aardappels, Brussels lof, doperwtjes
en konijn natuurlijk. Het toetje was
meestal dikke vla met Haagse Bluf.
Dat was iets met bessensap en ei en
suiker, heerlijk. Daarna natuurlijk die
verschrikkelijk grote afwas, maar ik
hoefde dan nooit te helpen, vanwege
mijn verjaardag natuurlijk.
Tulpenbollen
De latere jaren in oorlogstijd liepen
natuurlijk anders. Je was al blij dat je
ook maar iets te eten kreeg. Daar heb
ik gelukkig niet zoveel herinnerin-
gen aan, alleen van kou en heel, heel
weinig te eten. En dat wel de kerststal
er stond, maar geen takken, want
die werden verbrand. En geen soep
of Haagse Bluf, wel tulpenbollen en
suikerbieten, ik kan die lucht zo weer
ruiken. Vreselijk was dat.
IJsbloemen
Maar gelukkig; mijn vader had een
tweepersoonsbed in de kamer gezet
en daar gingen we dan af en toe ons in
warm maken, want boven was het zo
koud dat de ijsbloemen op de ramen
stonden. Heel erg. Dit waren mijn
herinneringen aan de kerstdagen van
heel heel vroeger.
Leo van Zwieten
Kerst in oorlog zonder soep en Haagse Bluf
In de jaren veertig was ik een jaar of zes. De kersttijd begon al-
tijd met het huis gezellig te maken, Bij ons kwam er geen boom,
dat was volgens mijn ouders heidens.
De Oud-Utrechter - Dé gratis krant voor de echte Utrechter
Dinsdag 12 december 2017
pagina 3
Een volledig door de stad gemarineerde
Utrechter noemt de inwoners van
onze stad zoals ik juist terloops deed;
Utrechters. Een verse Utrechter of een
buitenstaander noemt ze Utrechtenaren.
Dit is een vuistregel, dus het gaat niet
altijd op. Er bestaan namelijk wel dege-
lijk relatief nieuwe stadsbewoners die
een Utrechtenaar niet met een Utrech-
ter verwarren. Dat zijn in de regel de
Utrechters die tevens Utrechtenaar zijn.
Utrecht is trouwens rijk gezegend met
Utrechters die als het ware een dubbel
Utrechts paspoort bezitten.
Als onze stad voorzien wordt van een
aantal verse gemeenteraadsleden, wat
zo eens in de vier jaar het lot is dat
ons allemaal treft, dan instrueert een
hoge ambtenaar ze op een voorlich-
tingsavond over Utrechtse eigenaar-
digheden. Om even ontspannen te
kunnen lachen wordt in de loop van de
bijeenkomst de vraag gesteld - ik heb
het zelf mogen meemaken - wie van de
aanwezigen Utrechtenaar is. Toen ik in
de raad zat, ging bij deze vraag slecht
een hand omhoog. Later begreep ik dat
een ruim aantal gemeenteraadsleden
niet uit de kast wilde komen. Of dit te
rijmen is met het bestuurlijk fundament
van volledige transparantie durf ik te
betwijfelen. Maar omdat geaardheid in
de sfeer van het persoonlijke ligt, heb
ik er tegelijkertijd ook alle begrip voor.
De voorlichtingsavond zelf is noodza-
kelijk, omdat Utrechtse gemeenteraads-
leden overwegend van ver buiten de
stad komen, waardoor ik naar waarheid
vaststellen kan dat er zelfs in de se-
lectie van FC Utrecht meer Utrechters
zitten dan in onze gemeenteraad.
Een hoogtepunt van de bijeenkomst is
het oefenen van de woorden gehaktbal
en stad. Maar dan uitgesproken met
een Utrechtse tongval. Om de oefening
in goede banen te leiden, wordt een
dialectoloog van de Universiteit van
Utrecht ingehuurd. Want om een erva-
ringsdeskundige dit te laten voordoen
zou veel te plat en banaal zijn. Te
goedkoop ook. Hoe de sfeer is
die tijdens het beoefenen van
het woord gehaktbal op zijn
Utrechts onder onze gemeen-
teraadsleden ontstaat? Vrijwel
identiek aan de sfeer op de
basisschool als de lerares ver-
duidelijkt dat Friesland een plas
heeft met de naam Pikmeer. En
dat in India een stad Calcutta
heet.
Tegenwoordig - dit heb ik uit
een bron waarvan ik niet weet
of die betrouwbaar is, omdat
het een gemeenteraadslid be-
treft - wordt deze voorlichtings-
avond beëindigd met samen-
zang. De opgestoken plaatpraatkennis
wordt toegepast tijdens het zingen van
de stadhymne van Herman Berkien.
Daarna wordt het - naar mijn smaak -
mooiste lied over onze stad gezongen.
In de foute versie. Dit in 1956 geschre-
ven meesterwerk op tekst van komiek
Rijk de Gooyer heet: ‘Als ik boven op
de Dom kom’. Het woord ‘kom’ is su-
bliem gekozen. Dom en Kom na elkaar
gezongen bekt namelijk wonderschoon.
Inhoudelijk gaat van dit enkele woord
ook nog eens de suggestie uit dat de
zanger (m/v) met regelmaat - misschien
wel elke dag - alle 465 traptreden
van de toren beklimt om over de stad
uit te kijken. In de foute, maar meest
populaire, versie van dit lied wordt ge-
zongen “als ik boven op de Dom sta”.
Dat staan kan éénmalig zijn, waardoor
het woord getuigt van een beduidend
mindere vorm van stadsliefde.
Als ik boven op de Dom KOM
Ik kan de volledig geïntegreerde inwoner van de stad Utrecht feil-
loos onderscheiden van de inwoner die te beroerd was de inbur-
geringscursus stadsbewoner met goed gevolg af te ronden. Dat
merk ik aan het gebruik van maar één woord.
Kerststal (foto Het Utrechts Archief)
HWtje
1,2 4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,...16
Powered by FlippingBook